e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Weert

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
tweetakrijn tweetak: twitak (Weert) Balanceerrijn of vaste rijn met twee rijntakken. Zie ook de toelichting bij de lemmata ɛvast werkɛ en ɛbalanceerrijnɛ.' [N O, 15c; Vds 140; A 42A, 21; N O, 15b] II-3
twijg, jonge tak snade: dunne buigzame tak  snaoj (Weert), wis: ± WLD  wis (Weert) Een twijg, een jonge tak (bent, twijg, wis, sprik, tak, teen). [N 82 (1981)] || tak, twijg III-4-3
twijnen twijnen: twīnǝ (Weert) Twee of meer enkel gesponnen draden tot één garen ineendraaien. Dit deed men om het uitrafelen te voorkomen en sterk garen te krijgen. [N 34, D add.; N 48, 77b; Gi 1.IV, 39] II-7
twintig frank belga: belga (Weert) 20 franc, een ~ (wit metaal) [N 21 (1963)] III-3-1
ui, ajuin oojn: mv -e  euin (Weert), undj: oe-e-ndj (Weert), oeëntj (Weert, ... ), oontj (Weert), undje: øͅndje (Weert) [DC 13 (1945)]ui I-7
uier ouwer: ur (Weert), ǫu̯wǝr (Weert), uier: øi̯ǝr (Weert) De melkklier van de koe zoals zij zich uitwendig vertoont onder aan de buik. Op de kaart is het woordtype uier niet opgenomen. [JG 1a, 1b; Gwn V, 7; L 8, 24a; L 14, 27a; RND 127; S 38; Wi 51; monogr.] I-11
uieren uieren: øjǝrǝ (Weert), zucht: zøxt (Weert) Een zwellende uier krijgen in de draagtijd, gezegd van de koe. [N 3A, 35; A 9, 16; monogr.] I-11
uierkwartier deem: dēm (Weert), kwartier: kwartēr (Weert), vierdel: vērǝl (Weert) Kwartier van de koeuier in het algemeen. [A 9, 12] I-11
uil uil: uul (Weert, ... ) uil [SGV (1914)] III-4-1
uit de hand verkopen sjachelen: sjachele (Weert), verpatsen: vurpatse (Weert) Kleinigheden uit de hand verkopen [soelieje?] [N 21 (1963)] III-3-1