e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Weert

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vee beesten: biǝstǝ (Weert), bīǝstǝ (Weert), vee: viǝ (Weert) Alle huisdieren samen: paarden, runderen en kleinvee. Vergelijk het lemma ''veestapel'' (13.12) in deze aflevering. [A 11, 4; JG 1a; RND 4, 31; RND 7, 31; RND 8, 31; RND 10, 31; Wi 52; N C, add.; Vld.; monogr.] I-11
vee fokken fokken: fǫkǝ (Weert), houden: hǭi̯ǝ (Weert) Het houden van vee met als doel de vermenigvuldiging van de dieren. Objecten als "vee" en "koeien" zijn in dit lemma niet gedocumenteerd. [N Q, 10b; monogr.] I-11
vee houden houden: hoi̯ǝ (Weert) Het houden van vee in het algemeen. De opbjecten "vee", "beesten", "koeien" e.a. worden in dit lemma niet gedocumenteerd. [N Q, 10a] I-11
veel drinken buizen: buize (Weert), Bargoens: buizen  buize (Weert), lurken: Liktj toch neet zoeë aan di-j fles te lörke Wi-j völ hejje d¯r weer gelörktj vandaag: hoeveel heb je er weer gedronken vandaag  lörke (Weert), pimpelen: pûmpele (Weert), zuipen: zoepe (Weert), zoeëpe (Weert), zōēpe (Weert), zōēəpe (Weert), zōēəpə (Weert), zuuptj, zoeëp, gezoeëpe  zoêpe (Weert) drinken; Hoe noemt U: Veel en met graagte drinken (loeriën, leerzen) [N 80 (1980)] || gulzig drinken || pimpelen, drinken || veel drinken van alkoholische drank || zuipen [DC 35 (1963)] || zuipen, veel drinken III-2-3
veel moeten betalen bloeden: blooje (Weert), brokken: brokke (Weert) veel kosten hebben, veel moeten betalen [brokken] [N 89 (1982)] III-3-1
veel te grote schoen jol: [sic] [Van Dale: jol1, 1. licht roei- en zeilvaartuig met scherpe voor- en platte achtersteven; 2. naam van de kleinste sloep op oorlogs- en andere schepen]  jalle (Weert), pielschuit: [sic] WNT: piel (III), een brok, een dik stuk?  piëlschuute (Weert) schoen, veel te grote ~ [affeseersjoon] [N 24 (1964)] III-1-3
veel te wijde broek boterboks: boeterboks (Weert), flodderboks: flodderboks (Weert, ... ), flódderbóks (Weert), kuikelboks: koekelboks (Weert) broek, veel te wijde ~ [flodderboks] [N 23 (1964)] || flodderbroek, slordig persoon III-1-3
veelvraat slokmieneke: Uitsluitend verklw.  slókmieneke (Weert), vreetzak: vrieetzak (Weert), vrieətzak (Weert) snoeper, veelvraat || veelvraat; Hoe noemt U: Iemand die gulzig is, gulzigaard (vraat, fretter, veelvraat, doorjager) [N 80 (1980)] III-2-3
veenachtig, moerassig, laaggelegen land moer: mōr (Weert), poel: pōl (Weert), ven: ven (Weert), vęn (Weert) Naast de enqu√™tevragen I, 4 ("Hoe noemt men een moerassige wildernis met struikgewas en bomen?") en II, 9 ("Hoe noemt men veenachtig, moerassig land?") zijn in dit lemma ook verwerkt de opgaven van N 27, 20 (Hoe noemt men een moeras, de natte, weke grond zonder behoorlijke afwatering?") en monografische gegevens. Uit dergelijk moerasachtig, laaggelegen land wordt de tussenturf gewonnen. De opgaven suggereren wellicht dat in al de genoemde plaatsen tussenturf werd gestoken. Dat is zeker niet het geval geweest. De mogelijkheid tot het steken van deze turf was daar wel aanwezig. Vergelijk dit lemma met het lemma ''veen, moergrond, stuk niet ontgonnen hei of woeste grond''. De bronnenopgave is daar echter anders. [I, 4; II, 9; N 27, 20; monogr.] II-4
veengrond, stuk niet ontgonnen hei of woeste grond bosgrond: bos˲grōnt (Weert), hei: hei (Weert), moer: mōr (Weert), moergrond: mōrgront (Weert), perceel hei: pęrsiǝl hęj (Weert), veen: veen (Weert) Een stuk grond waarop het mogelijk is een bepaald soort turf te steken. [I, 3; N 27, 4a; N 27,18a; S 39] II-4