30236 |
verblinding |
vulling:
vø̜leŋ (L289p Weert)
|
De gemetselde laag stenen waarmee de latei aan het oog wordt onttrokken. Zie voor de woordtypen 'streklaag', 'strek', 'rollaag', 'rol' en 'koplaag' ook de toelichting bij de lemmata 'Strekkenlaag', 'Staande rollaag', 'Liggende rollaag' en 'Koppenlaag'. [N 32, 15d]
II-9
|
32521 |
verbodemen |
verbodemen:
vǝrbȳǝmǝ (L289p Weert),
vǝrbø̄mǝ (L289p Weert)
|
Een nieuwe bodem in de mand zetten. [N 40, 70; monogr.]
II-12
|
18940 |
verbruien |
begaden:
begaaie (L289p Weert),
der neven doen:
d⁄r naeve doon (L289p Weert),
der neven pakken:
d⁄r naeve pakke (L289p Weert),
pech hebben:
pech hebbe (L289p Weert),
verpongelen:
verpongele (L289p Weert)
|
door onoordeelkundige handeling of aanpak bederven [verpeuteren, verbruien, verknoeien] [N 85 (1981)] || er niet in slagen iets tot een goed einde te brengen, geen succes hebben [slip slaan] [N 85 (1981)] || zwaar in de fout gaan bij een handeling door hem niet of slecht uit te voeren [begaaien] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
17932 |
verdacht rondlopen |
struinen:
struine (L289p Weert)
|
Rondzwerven met kwaad in de zin (schuipen, rallen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
21798 |
verdachte zaak |
niet koosjer:
neet kousjer (L289p Weert)
|
een verdachte zaak, een zaak waarvan vermoed wordt dat die niet helemaal pluis is [koetel] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
30472 |
verdekken |
het dak verdekken:
ǝt ˲dāk ˲vǝrdękǝ (L289p Weert),
verdekken:
vǝrdękǝ (L289p Weert)
|
De pannen definitief leggen. Zwiers II merkt op pag. 512 over het 'verdekken' op: ø̄Het goed en gelijk leggen der dakpannen op een beschoten dak, hetgeen pas geschiedt, nadat eerst het geheele dak ten ruwste gedekt is, ten einde het gebouw zoo vlug mogelijk waterdicht te maken. Bij het verdekken moet elke pan door klinken goed worden nagezien, of ze zonder bersten is en, waar noodig, iets afgehakt worden, wat bij Hollandsche pannen bijna altijd het geval is, ten einde ze goed sluitend te kunnen leggen.ø̄ [N 32, 47b]
II-9
|
21796 |
verdenken / verdenking? |
verdenken:
[volt. deelw.?, RK]
verdacht hebbe (L289p Weert)
|
het vermoeden dat iemand iets verkeerds gedaan heeft [verdenking, persons, perzonsie] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
21889 |
verdienen |
verdienen:
verdeene (L289p Weert)
|
geld verdienen [bladen] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
19377 |
verdieping |
boven:
ieerste boeeve twiedje boeeve enz.
boeeve (L289p Weert),
stock (d.):
stoͅk (L289p Weert),
tussenzolder:
tössezölder (L289p Weert)
|
De verzamelnaam voor een horizontale laag in een huis tussen twee vloeren (verdieping, verdiep, stagie) [N 79 (1979)] || etage, verdieping
III-2-1
|
30174 |
verdiept voegen |
terugwerken:
tǝrø̜kwęrǝkǝ (L289p Weert)
|
Terugliggende voegen aanbrengen. [N 32, 34b]
II-9
|