21152 |
verharde weg |
harde weg:
haarde wieeg (L289p Weert),
steenweg:
steinwieeg (L289p Weert)
|
een verharde weg (klinkerd, kunstweg, kalsij, kalseide) [N 90 (1982)]
III-3-1
|
20533 |
verhitten |
opwarmen:
opwerreme (L289p Weert),
opwèrme (L289p Weert),
warm maken:
werrem make (L289p Weert)
|
verhitten; Hoe noemt U: Voedsel warm maken (loteren) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
21660 |
verhogen |
opsteken:
opstaike (L289p Weert),
opstèèke (L289p Weert),
opzetten:
opzêtte (L289p Weert)
|
verhogen, iets in prijs ~ [opsteken? b.v. de eieren zijn opgestoken?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
19370 |
verhuizen |
overgaan:
oeevergaon (L289p Weert),
verhuizen:
vərhūzə (L289p Weert),
van hout
verhoeze (L289p Weert),
vertrekken:
vərtreͅkə (L289p Weert),
vertuieren:
vərtøi̯ərə (L289p Weert)
|
Van woning veranderen (verhuizen, overhuizen, overtrekken) [N 79 (1979)] || verhuizen
III-2-1
|
34657 |
vering |
veer:
(mv)
vɛ̄rǝ (L289p Weert)
|
Vering van het rijtuig. Onder A. bevinden zich de algemene benamingen voor de vering, onder B, C en D de specifieke soorten. De enkele veer (B) bestaat uit een hoofdblad , waarop door middel van een in het midden aangebrachte veerbout twee of meer, telkens kortere steunbladen zijn vastgeklemd. De dubbele veer (C), die meer gebruikt wordt, daarentegen bestaat uit twee hoofdbladen. De spiraalveer tenslotte (D) is een spiraalvormig opgewonden draad van staal of een ander veerkrachtig materiaal. [N 101, 16, monogr]
I-13
|
34171 |
verkeerd liggen |
verkeerd liggen:
verkeerd liggen (L289p Weert)
|
Verkeerd liggen in de baarmoeder door een slag in de baarmoederhals, gezegd van het kalf. [N 3A, 49]
I-11
|
21399 |
verkeren |
gaan met:
goan met (L289p Weert),
lopen met:
loupe met (L289p Weert),
vrijen:
vrejje (L289p Weert)
|
verkering hebben [verkeren, vrijen, meteen lopen] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
20364 |
verkering |
kennis:
kinnes (L289p Weert),
sjans:
sjans (L289p Weert),
vrijage:
vrijjaasj (L289p Weert)
|
verkering || verkering; regelmatige omgang met een persoon van het andere geslacht [sjans, verkeer, aanspraak] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
20367 |
verkering hebben |
aan zijn:
aan’zeen (L289p Weert),
gaan met -:
goan met (L289p Weert),
lopen met -:
loupe met (L289p Weert),
vrijen:
vrejje (L289p Weert),
vri-jje (L289p Weert)
|
verkering hebben || verkering hebben [verkeren, vrijen, meteen lopen] [N 87 (1981)] || vrijen
III-2-2
|
18001 |
verkillen |
killen:
kelle (L289p Weert)
|
kleumen [SGV (1914)]
III-1-2
|