18850 |
verlegen (zijn) |
besnipperig:
besnupperig zeen (L289p Weert),
bleu:
blue zeen (L289p Weert),
schouw:
schow zeen (L289p Weert),
verlegen:
verlaege (L289p Weert, ...
L289p Weert),
zich niet trauen (< du.):
zich neet trowwe (L289p Weert)
|
niet flink of zelfbewust zijn, zich niet goed durven uiten in het bijzijn van anderen [teutelen, verlegen zijn] [N 85 (1981)] || verlegen
III-1-4
|
21393 |
verliezen |
verliezen:
verleeze (L289p Weert)
|
Verliezen.
III-3-2
|
34165 |
verlopen |
zich verlopen:
(de koe heeft) zex vǝrlǫu̯pǝ (L289p Weert)
|
Na korte tijd van dracht een misgeboorte hebben, gezegd van de koe. [N 3A, 39a]
I-11
|
19338 |
vermaak |
plezier:
plezeer (L289p Weert)
|
een handeling waardoor men plezier beleeft [vermaak, amusement] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
26594 |
vermalen |
achterblijven:
axtǝrbli.vǝ (L289p Weert)
|
Meel verliezen tijdens het maalproces. [N O, 36i]
II-3
|
25091 |
vermengen |
mengen:
minge (L289p Weert),
warren:
werre (L289p Weert)
|
in elkaar vermengen [warzen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
20813 |
vermicelli |
vermicelle (fr.):
fermesjel (L289p Weert)
|
vermicelli
III-2-3
|
28502 |
verminkte koningin |
lamme moer:
lām mōr (L289p Weert)
|
Een aan de vleugels, spriet of poot beschadigde koningin. Het gevolg van die beschadiging is dat ze onbevrucht blijft. Daardoor is ze waardeloos voor het bijenvolk. [N 63, 63b]
II-6
|
18853 |
vermoeden |
denken:
di‧nke (L289p Weert),
menen:
meine (L289p Weert)
|
het menen dat iets waarschijnlijk is, het veronderstellen dat iets zo is [vermoeden, bronsel] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
25098 |
vernielen |
vernielen:
vernele (L289p Weert)
|
vernielen [SGV (1914)]
III-4-4
|