e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Weert

Overzicht

Gevonden: 7826
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bloemkool bloemkool: bloomkoal (Weert), bloomkoeël (Weert), bloomkoël (Weert, ... ) bloemkool || bloemkool als gerecht [N Q (1966)] || bloemkool, als plant of gewas [N Q (1966)] I-7, III-2-3
bloemperk bloemperk: bloompêrk (Weert) Hoe noemt u het afgeperkt deel van een tuin met bloemen? [N 104 (2000)] III-2-1
blok voor aambeeld of klein gereedschap blok: blǫk (Weert) Het houten blok waarop aambeeld, speerhaken, staken etc. geplaatst worden. Het bestaat doorgaans uit het onderste, dikke gedeelte van de stam van een taaie boomsoort. Zie ook afb. 16. Bij de koperslager uit L 210 vormde het blok de basis voor de ezel, een aambeeldachtig hulpgereedschap dat bestond uit een soort stang waaraan aan één uiteinde een bolle of platte verhoging was aangebracht. In de bovenzijde van het blok waren gaten met verschillende diameters aangebracht die werden gebruikt wanneer in een metalen plaat een bol vlak moest worden geklopt. Vgl. ook de toelichtingen bij de lemmata "ezel" en "matrijs, holblok". Zie voor het woordtype knoer ook RhWb (IV) kol. 1069, s.v. ɛKnurzɛ: "knorriges Stück Holz, Baum-, Aststumpf, Wurzel, schwer spaltbar". De tussen haakjes geplaatste vormen zijn fonetisch gedocumenteerd in het lemma "aambeeld".' [N 33, 41; N 64, 32g; N 66, 13g; N 64, 32d; N 66, 13d; N 66, 5b; monogr.] II-11
blokketten console-balkjes: kǫnsōlbɛlǝkskǝs (Weert) De houten blokken of balkjes ter ondersteuning van de euziestaart. Zie ook afb. 18. [N O, 44k] II-3
blokschaaf blokschaaf: blǫksxāf (Weert) In het algemeen een korte schaaf, met of zonder keerbeitel, die bestaat uit een rechthoekig schaafblok met een rechte zool. Zie ook afb. 32. Houtbewerkers gebruiken twee soorten blokschaven: de ruwe blokschaaf en de fijne blokschaaf. Zie ook deze twee lemmata. [N 53, 54; N G, 35a; monogr.] II-12
blokvang blokvang: blokvang (Weert  [(vier delen)]  ), steuntjesvang: steuntjesvang (Weert  [(zonder sleepstuk)]  ) Reminrichting aan het aswiel van een windmolen. De blokvang is in het algemeen opgebouwd uit vier tot zes stukken, de blokken, die met metalen beslagstukken, de maanijzers, aaneen zijn gekoppeld en een rondgaand, al dan niet scharnierend, geheel vormen. De beide eindblokken van de vang, het onderste (sleep- of buikstuk) en het bovenste (sabelstuk), zijn respectievelijk verbonden met het rechter voeghout of de rechterdaklijst en de vangbalk. Het sabelstuk en de vangbalk zijn door middel van het lange sabelijzer aan elkaar bevestigd. Als de vangbalk vrij hangt, komt het hele gewicht ervan via het lange sabelijzer aan het sabelstuk te hangen waardoor de gehele blokkenring, de vang, om het aswiel geklemd wordt. De as met het gevlucht kan op deze wijze afgeremd worden. Zie ook het lemma ɛvangɛ en afb. 52.' [N O, 12v] II-3
bluf opschepperij: opschöpperi-j (Weert, ... ), wind: windj (Weert, ... ) opscheppende taal [blaai, paf, ambras, stoef] [N 85 (1981)] III-1-4, III-3-1
blusbak kalkbak: kalǝk˱bak (Weert), lesbak: lęs˱bak (Weert) De houten of ijzeren bak waarin de kalk geblust wordt. De bak is doorgaans voorzien van een opening met schuif en rooster waarlangs men het kalk-watermengsel uit de bak kan laten stromen. Het rooster was volgens de invuller uit L 321 voor het opvangen van de rommel, het schuifje diende om de bak af te sluiten. De blusbak had in deze plaats de volgende afmetingen: 2,5 m lang, 1,75 m breed en 1 á 1,25 m hoog. [N 30, 32a; monogr.] II-9
bluts bluts: (naar buiten)  bluts (Weert), bult: (naar buiten)  böltj (Weert), dompel: (naar binnen)  dumpel (Weert) Deuk: een buiging in een effen opppervlak door een stoot veroorzaakt (buts, bluts, bult, duts, deuk). [N 84 (1981)] III-1-2
blutsen blutsen: blutse (Weert, ... ), dompelen: dumpele (Weert) blutsen [SGV (1914)] || Blutsen: een buil slaan, een deuk slaan (blutsen, knutsen, butsen). [N 84 (1981)] || De appels niet blutsen. [ZND 21 (1936)] III-1-2