28666 |
versuikeren |
versokkeren:
vǝrsokǝrǝ (L289p Weert)
|
Hard worden van de honing of het kristalliseren van honing: het overgaan van vloeibare vorm naar vaste. Dan is hij versuikerd. Voor de consumptie is versuikerde of gekristalliseerde honing niet minder geschikt dan de vloeibare. Hieruit blijkt dat de honing niet is verhit. [N 63, 118; Ge 37, 182; monogr.]
II-6
|
32577 |
verteerde mest |
oud mest:
ǭt [mest] (L289p Weert),
oude mest:
ǭi̯ǝ [mest] (L289p Weert)
|
De termen in dit lemma zijn voor het merendeel van toepassing op mest die lange tijd het onderste of het binnenste deel van de mesthoop heeft gevormd en daardoor goed verteerd is: mest van hoge kwaliteit, die gemakkelijk in kleine delen uiteenvalt. Het onderste uit de mestkuil is vaak zo brokkelig dat het niet met de riek kan worden opgenomen. Deze mest wordt veelal als weidemest gebruikt. Voor sommige termen zie men dan ook het lemma compost. De termen aan het einde van het lemma hebben betrekking op oude, uitgedroogde mest die zijn kwaliteit grotendeels verloren heeft. [N M, 10a; N 11, 27 add.; N 11A, 4a + 4c + 36 + 37; JG 1a + 1b add; div.]
I-1
|
30109 |
vertinborstel |
uitwasser:
ūtwasǝr (L289p Weert)
|
Lange stok met aan het uiteinde een soort spaan of borstel, waarmee de binnenzijde van schoorsteenkanalen ruw bepleisterd wordt. De specie die hierbij werd gebruikt, werd in Q 95a 'schouwplaaster' ('šǫwplǭstǝr') genoemd. [N 32, 25d; monogr.]
II-9
|
19304 |
vertrouwen |
trouwen:
trouwe (L289p Weert),
trôwwe (L289p Weert, ...
L289p Weert)
|
iemand of iets betrouwbaar achten [vertrouwen, trouwen] [N 85 (1981)] || vertrouwen
III-1-4, III-3-1
|
18928 |
vervelend werk |
geneuk:
genuuk (L289p Weert),
gepongel:
gepongel (L289p Weert),
gepriegel:
gepriegel (L289p Weert),
gepruts:
gepruts (L289p Weert)
|
vervelend, peuterig werk [geneuk] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18820 |
verveling |
verveling:
vervaeling (L289p Weert)
|
de toestand waarin men zich verveelt [verveling, vernooi, verlei] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
28523 |
vervliegen |
vervliegen:
vǝrvlēgǝ (L289p Weert)
|
In een verkeerde korf of kast vliegen. Door verschillende factoren kunnen zowel de koningin als de werksters als de darren naar de verkeerde korf of kast vliegen. [N 63, 36b]
II-6
|
19270 |
verwaarlozen |
geen acht geven:
gein acht gaeve (L289p Weert),
laten hangen:
loate he‧nge (L289p Weert),
laten lopen:
loate loupe (L289p Weert),
laten zitten:
loate zitte (L289p Weert),
niet tellen:
neet telle (L289p Weert)
|
geen zorg voor iets dragen [verbaalmonden, niet tellen, verwaarlozen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18815 |
verwachting |
afwachten:
aafwachten (L289p Weert),
afwachting:
aafwachting (L289p Weert),
verwachting:
verwachting (L289p Weert)
|
het wachten op iets, meestal op iets positiefs [lous, loos, verwachting] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
20171 |
verwantschap |
familie:
femi‧lie (L289p Weert)
|
het verwant-zijn, de familiebetrekkingen, de verwantschap [parentatie] [N 87 (1981)]
III-2-2
|