21806 |
verzoek |
verzoek:
verzeuk (L289p Weert),
vraag:
vroag (L289p Weert)
|
het vragen iets te willen doen, verzoek [bede] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
30026 |
verzopen kalk |
verbeurde kalk:
vǝrbørdjǝ kalǝk (L289p Weert),
verzopen kalk:
vǝrzū.pǝ kalǝk (L289p Weert)
|
Kalk waaraan tijdens het blussen teveel water is toegevoegd waardoor deze te sterk afkoelt. [N 30, 34; monogr.]
II-9
|
30014 |
verzopen mortel |
verzopen specie:
vǝrzō.pǝ ~ (L289p Weert),
vǝrzǭpǝ ~ (L289p Weert)
|
Mortel waar teveel water in is verwerkt. Zie voor de fonetische documentatie van het woord '(spijs)' het lemma 'Mortel'. [N 30, 43a; monogr.]
II-9
|
18931 |
verzuimen |
laten liggen:
loate ligke (L289p Weert),
nalaten:
noaloate (L289p Weert),
verzuimen:
verzoeeme (L289p Weert)
|
nalaten te doen wat men opgedragen gekregen heeft of wat men beloofd heeft [verzuimen, schrikken, fouten] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
23312 |
vespers |
vesper (lat.):
vesper (L289p Weert, ...
L289p Weert)
|
De op grote feesten gehouden namiddagdienst waarin door het koor psalmen worden gezongen: de vespers, de vesper. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
18277 |
vest |
vestje:
vesje (L289p Weert),
wambuis:
Tegenwoordig wordt waemeske gebruikt.
waames (L289p Weert),
wambuisje:
waimeske (L289p Weert),
wéémeske (L289p Weert)
|
herenvest zonder mouwen met knopen [wes, west, weemeske, kolder, kamezool, zjielle, ziep, sentje [N 23 (1964)] || vest van herencostuum
III-1-3
|
18533 |
vestzakje |
kamizooltje (<fr.):
kammezuuëlke (L289p Weert),
vestjestasje:
vesjestèske (L289p Weert),
wambuistasje:
waimesteske (L289p Weert),
wéémesteske (L289p Weert)
|
vestje met lange mouwen, damesborstrok || vestzakje [ziepzekse, weemesteske, vestjestes] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
34071 |
vetkoe |
slachtkoe:
slaxt[koe] (L289p Weert)
|
Koe die niet meer geschikt is voor de produktie en daarom voor de slacht wordt gemest. Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 77a; monogr.]
I-11
|
34274 |
vetmesten |
mesten:
mɛstǝ (L289p Weert),
vet drinken:
vęt dreŋkǝ (L289p Weert),
vɛt dreŋkǝ (L289p Weert),
vetmesten:
vɛtmɛstǝ (L289p Weert)
|
Vee vetmesten, in het bijzonder gezegd van stiertjes, kalveren en vaarzen. [N 38, 26; N 3A, 75a, 75b, 75c, 76 en 77a; monogr.]
I-11
|
28543 |
vetvliegen |
goed halen:
gōt hālǝ (L289p Weert)
|
Het snel volvliegen door de bijen van korf of kast met honing bij goed honingweer. [N 63, 47c]
II-6
|