32498 |
bodemstekken |
bodemstekken:
buǝmstɛkǝ (L289p Weert)
|
De wissen die in kruisvorm worden gelegd om de bodem van de mand te vormen. Zie ook afb. 269. [N 40, 42; N 40, 43; N 40, 46]
II-12
|
21300 |
boek |
boek:
book (L289p Weert, ...
L289p Weert)
|
boek [SGV (1914)], [ZND 21 (1936)]
III-3-1
|
22391 |
boek kaarten |
hand:
hand (L289p Weert)
|
Alle kaarten bij elkaar die één speler in de hand heeft [boek]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
24569 |
boeket |
bloemenstruis:
bloômestroês (L289p Weert),
busseltje:
± WLD
bösselke (L289p Weert),
struis:
stroês (L289p Weert)
|
Een aantal bijeengebonden of —gevoegde bloemen (tuit, tuiltje, boeket, ruiker, bloemetje). [N 82 (1981)] || ruiker
III-4-3
|
34105 |
boekpens |
boekpens:
bukpɛns (L289p Weert),
būǝkpɛns (L289p Weert)
|
De derde maag van de koe, de maag die van binnen vol vliezen zit. [N 28, 82; A 9, 11c]
I-11
|
32982 |
boekweit |
boekweit:
bǫketj (L289p Weert),
bǫqǝt (L289p Weert)
|
Fagopyrum esculentum Moench. Een graansoort die gemakkelijk groeit op weinig vruchtbare grond. Boekweit kent geen aren; de korrels hangen in trosjes aan vertakkingen van de stengel. Het zaad is licht en wordt zeer dun gezaaid, slechts 20 kg per hectare. De samenstelling boekweit, -letterlijk "beuke-tarwe" (boek is wisselvorm van beuk), vanwege de drievlakkige vrucht- is kennelijk al snel ondoorzichtig geworden, temeer omdat het element ''weit'' voor "tarwe" in het zuiden van het Nederlandse taalgebied tot de uiterste oostrand beperkt was (zie het lemma ''tarwe'' (1.2.8) met kaart 8). Er zijn dan ook talrijke contractie-vormen ontstaan; het WNT geeft: boekeit, boeket, boekent. In de XVe eeuw is het gewas vanuit Aziē naar Europa ingevoerd; de eerste attestatie in het Nederlandse taalgebied dateert van 1440. De zegsman van K 278 merkt op: "Boekweit en koolzaad werden gewoonlijk alleen op het veld gedorst omdat het geen vervoer verdragen kon." Volgorde van de varianten 1) twee volledige syllaben 2) tweede syllabe toonloos 3) n-epenthese in tweede syllabe. Zie afbeelding 1, f.' [JG 1a, 1b; L 1 a-m; L lijst graangewassen, 1; R 3, 26; S 4; Wi 18; monogr.]
I-4
|
26631 |
boekweitdoppen |
boekweitdoppen:
bǫqǝt˱dǫpǝ (L289p Weert),
klijen:
klejǝ (L289p Weert)
|
Zemelen van boekweit. [JG 1b; N Q, 15; monogr.]
II-3
|
20783 |
boekweitpannenkoek |
boekweitse koek:
bokkese kook (L289p Weert)
|
boekweiten koek [SGV (1914)]
III-2-3
|
19773 |
boenen |
boenen:
bunə (L289p Weert)
|
meubels en vloerzeil met behulp van was en een doek glimmend maken [DC 15 (1947)]
III-2-1
|
19774 |
boenwas |
boenwas:
bunwas (L289p Weert)
|
de was waarmee meubels en vloerzeil glimmend gemaakt worden [DC 15 (1947)]
III-2-1
|