e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Weert

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
voetenbankje voetenbankje: vootebenkske (Weert, ... ) Het bankje om de voeten op te zetten [vootebenkske?]. [N 96A (1989)] III-3-3
voetgangershek hekje: hękskǝ (Weert) Een smalle doorgang tussen weien of landerijen. Men kent verschillende vormen zowel van ijzer als van hout gemaakt. Nogal toegepast is een houten of een ijzeren kruis dat kan draaien op een zware paal. Verder komen voor een draaiende haspel of draaimolentje, een hek van latwerk, drie palen in een driehoek geplaatst, twee horizontale balken waar men doorheen moet kruipen, een klapdeurtje of vaste palen die een bocht vormen. De benamingen voor de verschillende vormen wijken zo weinig van elkaar af dat ze in √©√©n lemma zijn ondergebracht. [A 25, 6; A 25, 8; L 19B, 5a; L 19B, 6; S 43; monogr.] I-8
voetgebeden voetgebeden: vootgebaeje (Weert), vootgebieeje (Weert) De gebeden aan de voet van het altaar, de voetgebeden. [N 96B (1989)] III-3-3
voetjicht pootje: puutje (Weert) Voetjicht: soort jicht die zich openbaart door een hevige pijn in de voet, vooral in het gewricht tussen middenvoetsbeentje en grote teen, podagra (voetje, pootje, kozijntje, voetjicht). [N 84 (1981)] III-1-2
voetkussen poef: poef (Weert) Kussen voor de voeten als men zit (voetkussen, poef) [N 79 (1979)] III-2-1
voetwissen staafjes: stɛ̄fkǝs (Weert) De wissen waarmee het voetstuk wordt gevlochten. Het vlechten van de voet werd in Maastricht (Q 95): een voetje deronder werken (ǝn vø̄tšǝ dǝrondǝr węrǝkǝ) genoemd. [N 40, 68; N 40, 69] II-12
voetzool zool: zool (Weert, ... ), zoél (Weert) zool [DC 01 (1931)] III-1-1
vogel op de schutsboom vogel: voeegel (Weert) De houten vogel die afgeschoten moet worden. [N 88 (1982)] III-3-2
vogel, algemeen gevogel: mv.  gevuuêgel (Weert), vogel (enk.): voeëgel (Weert), vogel (Weert), vogel (mv.): veugel (Weert), mv.  vuuëgel (Weert, ... ) gevogelte || vogel [SGV (1914)] || vogels [SGV (1914)] III-4-1
vogelkers hondskers: ± WLD  hongskörs (Weert) Vogelkers: een struik die in juni bloeit met kleine witte sering-achtige bloemtrossen; de vruchten rijpen in september. Een soort groeit zeer snel en is zo agressief dat hij andere struiken verdringt (vuilboom, meilaar, paduwa, hondskers). [N 82 (1981)] III-4-3