e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Weert

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vooruittrappen kappen: kapǝ (Weert) De meeste woorden in dit lemma komen ook in het volgende lemma voor. [N 8, 70b en 71] I-9
voorvoet voorvoet: veurvoot (Weert), vuurvoo:t (Weert), vuuërvôêt (Weert) voet: voorste deel van de voet [vurvoet] [N 10 (1961)] III-1-1
voorwand hoofdbred: høi̯t˱brēǝt (Weert), karschot: kɛrsxǫt (Weert), schot: sxǫt (Weert), voorbred: vø̄rbrēt (Weert), voorschot: vȳǝrsxǫt (Weert) De vaste of afneembare voorplank van de kar of wagen. De kar met opkipbare bak heeft meestal een vaste voorwand; bij die met vaste bak kan de voorwand weggenomen worden en vervangen worden door bv. een oogsthek om de laadruimte te vergroten. Dit lemma vertoont een grote gelijkenis met het lemma voor de achterwand. Dat is niet te verwonderen, omdat er betekenisuitbreidingen in de twee richtingen zijn geweest. Ten noorden van de lijn Halen (P 48) - Neeroeteren (L 368) hebben de benamingen voor de achterplank geleidelijk aan ook de betekenis "voorplank" gekregen, omdat de achterplank altijd een apart onderdeel van de kar of de wagen geweest is, terwijl de voorplank alleen maar bij de hoogkar los is en dus een apart onderdeel vormt. Ten zuiden van deze lijn is echter het omgekeerde gebeurd: de achterplank heeft de naam van de voorplank gekregen. Vermoedelijk hadden de karren hier oorspronkelijk helemaal geen achterplank. Toen men nadien de karbak achteraan ook ging afsluiten (om de laadruimte te vergroten), werd daarvoor dan dezelfde naam gebruikt als die van de voorplank, die hier sterk op leek. (Meer hierover is te vinden in Goossens 1963, pag. 54-58). Op de kaart zijn voor Belgisch Limburg alleen de gegevens uit de mondelinge enqu√™te opgenomen. [Meer hierover is te vinden in Goossens 1963, pag. 54-58] I-13
voorwas voorwerk: vȳrwɛrǝk (Weert) Was die door de bijen geproduceerd wordt, voordat ze aan de eigenlijke ratenbouw beginnen. Mengsel van propolis en was. Bovenaan in de korf of het raam wordt ter versteviging een laagje was aangebracht als basis voor de raten. [N 63, 14a] II-6
voorweeg achterkant: achterkant (Weert) De zijde van de molenkast waar zich trap en ingang bevinden. Zie ook afb. 22. [N O, 45a; A 42A, 97; Sche 16] II-3
voorwerkers buitenstenen: būtǝstęjn (Weert), voorwerkers: vø̄rwęrǝkǝrs (Weert) Metselstenen voor de buitenste spouwmuur, en meer in het algemeen voor metselwerk dat in het zicht blijft. Voorwerkers zijn meestal eerste keus metselstenen. Zie voor het woordtype 'façadestenen' ook het lemma 'Kleine stenen' in wld ii.8, pag. 70. [N 31, 35f; monogr.] II-9
voorwolf kapje: kɛpkǝ (Weert), schildje: sxeltjǝ (Weert) Het van boven schuintoelopend houten voorschot van de molenkap boven de as. [N O, 54f] II-3
voorzanger voorzanger: vuuerzenger (Weert), vuurzenger (Weert) Een voorzanger [veurzenger,-zinger?]. [N 96B (1989)] III-3-3
voorzichtig omzichtig: umzichtig (Weert), voorzichtig: vuurzichtig (Weert) rekening houdend met wat er zou kunnen gebeuren, zorg dragend dat er niets verkeerd gaat [listig, roekelijk, voorzichtig] [N 85 (1981)] III-1-4
voorzoom voorzoom: vyǝrzǫwm (Weert), vø̄rzǫwm (Weert), zoom: zǫwm (Weert) De zoomlat aan de voorkant van het hekken waarop de windborden zijn bevestigd. Zie ook afb. 38. [N O, 2c; N O, 4a; A 42A, 67] II-3