19714 |
wasbord |
schromp:
schro‧mp (L289p Weert),
sxrōmp (L289p Weert),
schrompbord:
schro‧mpbord (L289p Weert),
schrompplank:
schro‧mppla‧nk (L289p Weert),
wasbred:
was˂brēt (L289p Weert, ...
L289p Weert)
|
de plank waarover gegolfd zink geslagen is, waarop men vuil goed wast (troffel, roefel, wasbord) [N 90 (1982)] || wasbord
III-2-1
|
23597 |
wasdraad |
wasdraad:
wasdroad (L289p Weert)
|
De in was gedrenkte draad, gebruikt om kaarsen aan te steken [spintlicht?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
19658 |
wasgoed |
strijkgoed:
striêkgoot (L289p Weert),
was:
was (L289p Weert),
wasgoed:
wasgoot (L289p Weert),
zuiver lijnwaad:
zuuver lievendj (L289p Weert),
zuivere was:
zuuvere was (L289p Weert)
|
Hoe noemt u het pas gewassen en gedroogd wasgoed? [N105 (2000)] || wasgoed [DC 35 (1963)]
III-2-1
|
19669 |
wasknijper |
waspin:
waspe.n (L289p Weert)
|
wasknijper
III-2-1
|
28671 |
waskoek |
bal:
(mv)
balǝ (L289p Weert)
|
Vorm waarin de gezuiverde was wordt geknepen of geperst. Wanneer men de gezuiverde was met de hand bewerkt, ontstaat voornamelijk een bolvorm. Indien men de gezuiverde was machinaal perst, verkrijgt men een koek- of broodvorm. [N 63, 121d; N 63, 121e; monogr.]
II-6
|
32545 |
wasmand |
lijnwaadsmand:
livǝntjsmaŋ (L289p Weert),
livǝsmaŋ (L289p Weert),
wasmand:
wasmaŋ (L289p Weert)
|
In het algemeen een van twee oren voorziene, ronde of ovale mand voor wasgoed. De wasmand was vaak van witte wissen gemaakt. Zie ook afb. 286. [N 20, 50; N 40, 95; N 40, 106; N 40, 107; N 40, 108; N 20, 48 add.; monogr.]
II-12
|
28567 |
wasmot |
wasmot:
wasmot (L289p Weert)
|
Vlinderachtig insect dat zijn eieren legt op wasraten, zodat de made zich kan voeden met was en broed. Voor het bijenvolk is de wasmot de belangrijkste vijand. Er zijn verschillende soorten wasmotten, maar in Nederland komen vooral voor de kleine wasmot, Achroia grisella, en de grote, Galleria mellonella (De Roever, pag. 412). Het wasmotvrouwtje legt eitjes in raat en bijenwoning. De hieruit gekomen larven vreten alles op wat zij kunnen vinden. Naast de wasmot zijn voor de bij schadelijke insecten de bijenwolf of graafwesp, de spin, wesp, bijenluis, doodskopvlinder en mier. Tegenwoordig is de varoa-mijt zeer gevreesd. Voor de bij schadelijke vogels zijn vooral koolmees, specht en zwaluw. Van de overige dieren kunnen spitsmuis, kat, pad, slak, egel en hen schadelijk zijn. In N 63, 70 werd gevraagd naar een bestrijdingsmiddel tegen wasmot. Volgens de informanten zijn beproefde remedies: de kast of korf afzwavelen, motteballen erin hangen, werken met paradichloorbenzine en ijsazijn of inwrijven met notebladeren. Ieder schadelijk aspect moet echter op eigen wijze bestreden worden. [N 63, 69a; N 63, 69b; N 63, 69c; N 63, 70; Ge 37, 200]
II-6
|
28690 |
waspers |
pers:
pø̜rs (L289p Weert)
|
Apparaat om de was vast te drukken. De te smelten wasbrokken worden in koperen ketels gekookt. Als de was vloeibaar is, wordt het geheel in een zak gegoten en in de waspers gebracht. Men perst langzaam en krachtig. Onder de waspers wordt een houten vaatje geplaatst om de was op te vangen. [N 63, 129c; monogr.]
II-6
|
23443 |
wastafeltje in de sacristie |
kraantje:
kraenke (L289p Weert),
lavabo (lat.):
lavebo (L289p Weert)
|
Het wastafeltje of fonteintje in de sacristie, lavabo. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
19520 |
wastobbe, wasteil |
teil:
teil (L289p Weert),
wasteil:
waschteil (L289p Weert),
wasteil (L289p Weert)
|
teil, in de betekenis van zinken tobbe die ovaal van vorm is en twee handvatten heeft; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|