e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Weert

Overzicht

Gevonden: 7826
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bof bof: bof (Weert) Bof: de ziekte waarbij men een opgezet gezicht krijgt door ontsteking van de oorspeekselklier en zwelling van de lymfevaten (dikoor, smartoor, bof). [N 84 (1981)] III-1-2
bok staan bij haasje-over bok staan: A staat rechtop tegen de muur met vingers ineengestrengeld vóór t lichaam. Bukkende B laat hoofd in As handen rusten. C zit op rug van B, terwijl hij op de maat van t gezang op de rug van B slaat met zn vuisten: Bók, miêne bók, waat reutste (N: rieëtste): Haamer, schiër of mes? C steekt dan vuist omhoog (hamer), twee vingers (schaar) of één vinger (mes). Zodra B het juiste antwoord raadt, worden de rollen verwisseld (zie ook: robbedobbeduuske).  bókstaon (Weert) Bok staan bij haasje over. III-3-2
bok van het rijtuig bok: bǫk (Weert) Zitplaats voor de koetsier of de voerman. Alleen bij het rijtuig vormt de bok een vast onderdeel. Bij de kar en de wagen wordt soms een plank tussen de berries gelegd die als ge√Ømproviseerde zitplaats dient. Uit vragenlijst N 101, waar gevraagd werd naar de zitplaats van de voerman van een rijtuig, kwamen vrijwel uitsluitend opgaven van het type bok. [N 17, 38a-b + 40 + add; N G, 58d; N 101, 18a; monogr.] I-13
bokking bokkem: bukkem (Weert), bökkum (Weert), Verklw. bökkemske  bökkem (Weert) bokking || haring; Hoe noemt U: Een gerookte haring (massisse, bukkem, boesterin, boksharing) [N 80 (1980)] III-2-3
bolderik steekneusje: oronaria tomentosa; sierplant met viltige bladeren  staeknaeske (Weert) prikneusje III-4-3
bolhamer bolhamer: bǫlhāmǝr (Weert) In het algemeen een hamer met één of twee bolronde koppen. Zie ook afb. 161. De hamer wordt gebruikt bij het uitdrijven, het bol of wijder maken van de buitenwijdte van een werkstuk door met een (bol)hamer van binnen naar buiten te slaan. Zie ook het lemma "drijven". Het woordtype bolhamer kon in L 210, L 246, L 266 en L 291 ook worden gebruikt voor een hamer met een bolvormige en een halfbolvormige kop. [N 33, 57; N 33, 67; N 64, 39c; N 64, 39i; N 64, 40b-c; N 66, 6i; N 66, 7b-c] II-11
bolhoed: algemeen bolhoed: bolhoed (Weert, ... ) bolhoed [N 25 (1964)] III-1-3
bolhoed: spotnamen caisse d`pargne (fr.): ketsjpeng (Weert), ketspeng (Weert, ... ) bolhoed: spotbenamingen [ketspeng, tiets, hardhoutere] [N 25 (1964)] || ouderwetse bolhoed, opvouwbare hoge hoed III-1-3
bolle wangen blote kont: blôête kont (Weert), bolle wangetjes: bolle wengskes (Weert), vaderwang: Bij mannelijke personen.  vader-wang (Weert), volle maansgezicht: volle maonsgezicht (Weert) wang: bolle wangen [toetwange, zwabberkaken, volle maan] [N 10 (1961)] III-1-1
bolletjes stuifmeel knoppen: knopǝ (Weert) Bolletjes stuifmeel in het korfje aan de beide achterpoten van de bij. [N 63, 44c; Ge 37, 94] II-6