24274 |
waterral |
waterschaar:
waaterschér (L289p Weert),
etym aant.: "scharrelaar
waaterschér (L289p Weert)
|
waterral || waterral (28 onzichtbaar levende vogel van moerassen; roep geluid heel opvallend [kroeïe-kroeï] en geluid of er een varken wordt gekeeld [N 09 (1961)]
III-4-1
|
33093 |
waterring van de mijt |
waterlaag:
wātǝrlǭx (L289p Weert)
|
Waterring, waterlaag of kaplaag van de korenmijt. De laag schoven die het verst naar buiten steekt, juist waar de kap begint. Zie de toelichting bij het lemma ''buitenstaande korenmijt'' (5.1.18). Voor euze enz. vergelijk wnt XI, onder oozie, ooziedrup enz., "het gedeelte van het dak dat over den muur uitsteekt en het regenwater afwerpt", "afdak" dus. Zie afbeelding 8, a. [N 15, 45c; JG 1a, 1b, 2c; monogr.]
I-4
|
24275 |
watersnip |
hemelgeit:
als ze vliegt maakt ze een geluid als een blatende geit.
hemelgeît (L289p Weert),
pink:
ook wel: bokje
pink (L289p Weert),
trommelaar:
trommelier (L289p Weert),
tròmmelaar (L289p Weert),
watersnep:
waatersnép (L289p Weert)
|
watersnip || watersnip (27 lange recht bek; vliegt plotseling op van de waterkant; zigzagvliegend; houdt hoge stijg- en daalvluchten en maakt daarbij mekkerend geluid; jachtvogel [N 09 (1961)] || watersnip, kleine
III-4-1
|
24398 |
waterspin |
waterspin:
waterspin (L289p Weert),
WLD
waterspin (L289p Weert)
|
waterspin [N 26 (1964)]
III-4-2
|
24433 |
watertor |
waterkever:
waterkever (L289p Weert)
|
watertor: Hoe noemt u de grote zwarte tor die ónder het wateroppervlak leeft? [N100 (1997)]
III-4-2
|
18123 |
waterzucht |
vocht:
vocht (L289p Weert),
water:
water (L289p Weert),
zucht:
zucht (L289p Weert)
|
Waterzucht: ziekelijke ophoping van vocht in het onderhuidse weefsel en in de lichaamsholten (zucht, het water). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
21675 |
wbd: afzeggen |
nivelleren (<fr.):
nieveleere (L289p Weert),
tenietdoen:
teneet doon (L289p Weert)
|
ongedaan, De koop ~ maken [de koop ontdoen?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21683 |
wbd: in trek |
gewild zijn:
gewildj (L289p Weert),
goed gaan:
ze gaon good (L289p Weert),
goed zijn:
good (L289p Weert),
willig zijn:
willig (L289p Weert)
|
Goed in de markt liggend, een goede prijs opbrengend [willig, b.v. de eieren zijn willig deze maand?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21662 |
wbd: katten |
katten:
katte (L289p Weert),
laten stikken:
loate stikke (L289p Weert),
laten zitten:
loate zitte (L289p Weert)
|
katten: Wat zegt men wanneer de koper de verkoper met zijn waar laat zitten, niet afhaalt wat hij gekocht heeft [katten? hij heeft gekat?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21679 |
wbd: kwaadgeld = kwaadgeld |
kwaad geld:
wievel kwaod geldj is dao bie (L289p Weert)
|
kwaadgeld: Als men vindt dat iemand teveel vraagt, zegt men: "hoeveel ...... is daarbij"[kwaad-geld?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|