e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Weert

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
waterral waterschaar: waaterschér (Weert), etym aant.: "scharrelaar  waaterschér (Weert) waterral || waterral (28 onzichtbaar levende vogel van moerassen; roep geluid heel opvallend [kroeïe-kroeï] en geluid of er een varken wordt gekeeld [N 09 (1961)] III-4-1
waterring van de mijt waterlaag: wātǝrlǭx (Weert) Waterring, waterlaag of kaplaag van de korenmijt. De laag schoven die het verst naar buiten steekt, juist waar de kap begint. Zie de toelichting bij het lemma ''buitenstaande korenmijt'' (5.1.18). Voor euze enz. vergelijk wnt XI, onder oozie, ooziedrup enz., "het gedeelte van het dak dat over den muur uitsteekt en het regenwater afwerpt", "afdak" dus. Zie afbeelding 8, a. [N 15, 45c; JG 1a, 1b, 2c; monogr.] I-4
watersnip hemelgeit: als ze vliegt maakt ze een geluid als een blatende geit.  hemelgeît (Weert), pink: ook wel: bokje  pink (Weert), trommelaar: trommelier (Weert), tròmmelaar (Weert), watersnep: waatersnép (Weert) watersnip || watersnip (27 lange recht bek; vliegt plotseling op van de waterkant; zigzagvliegend; houdt hoge stijg- en daalvluchten en maakt daarbij mekkerend geluid; jachtvogel [N 09 (1961)] || watersnip, kleine III-4-1
waterspin waterspin: waterspin (Weert), WLD  waterspin (Weert) waterspin [N 26 (1964)] III-4-2
watertor waterkever: waterkever (Weert) watertor: Hoe noemt u de grote zwarte tor die ónder het wateroppervlak leeft? [N100 (1997)] III-4-2
waterzucht vocht: vocht (Weert), water: water (Weert), zucht: zucht (Weert) Waterzucht: ziekelijke ophoping van vocht in het onderhuidse weefsel en in de lichaamsholten (zucht, het water). [N 84 (1981)] III-1-2
wbd: afzeggen nivelleren (<fr.): nieveleere (Weert), tenietdoen: teneet doon (Weert) ongedaan, De koop ~ maken [de koop ontdoen?] [N 21 (1963)] III-3-1
wbd: in trek gewild zijn: gewildj (Weert), goed gaan: ze gaon good (Weert), goed zijn: good (Weert), willig zijn: willig (Weert) Goed in de markt liggend, een goede prijs opbrengend [willig, b.v. de eieren zijn willig deze maand?] [N 21 (1963)] III-3-1
wbd: katten katten: katte (Weert), laten stikken: loate stikke (Weert), laten zitten: loate zitte (Weert) katten: Wat zegt men wanneer de koper de verkoper met zijn waar laat zitten, niet afhaalt wat hij gekocht heeft [katten? hij heeft gekat?] [N 21 (1963)] III-3-1
wbd: kwaadgeld = kwaadgeld kwaad geld: wievel kwaod geldj is dao bie (Weert) kwaadgeld: Als men vindt dat iemand teveel vraagt, zegt men: "hoeveel ...... is daarbij"[kwaad-geld?] [N 21 (1963)] III-3-1