e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Weert

Overzicht

Gevonden: 7826
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bovenmate, hevig, zeer falikant: falikant (Weert), ontaard: óntaartj (Weert), ontiegelijk: óntieglik (Weert) buitengewoon, in hoge mate || faliekant [SGV (1914)] III-4-4
bovenring bovenring: bǭvǝreŋk (Weert), kruiring: krø̜jreŋk (Weert) De houten ring aan de onderzijde van de molenkap die op de kruirollen rust of draait. Evenals de onderring is de bovenring soms geheel of gedeeltelijk beslagen met staalplaat om te voorkomen dat de kruirollen het hout ervan beschadigen. Zie ook afb. 29 en 30. [N O, 53f; A 42A, 106] II-3
bovenschijf bovenschijf: bǭvǝsxīf (Weert), bovenste schijf: buǝvǝnstǝ sxīf (Weert) De bovenste van de twee schijven van het rondsel. Zie ook afb. 58. [N O, 14d] II-3
bovenste balken van de schelf schelf(t)houter: sxɛlǝfhǫu̯tǝr (Weert) De bovenste balken van een schelf zijn ruwe, onbewerkte balkjes of stammetjes die dwars op de onderste balken van de schelf rusten en los naast elkaar worden gelegd. Vaak zijn het ook takken of latten. In elk geval is dit hout dunner dan dat van de onderste balken. Vaak wordt er geen onderscheid gemaakt tussen de onderste en de bovenste laag en stemmen de benamingen overeen. Ook komt het voor dat de bovenste laag niet of slechts uit roeden bestaat. Zie ook het lemma "onderste balken van de schelf" (3.4.2). Zie ook afbeelding 16.b bij het lemma "hooizolder, koestalzolder, schelf" (3.4.1). [N 4, 69; N 4A, 13b] I-6
bovenste handvat (bovenste) greep: grīǝp (Weert), (bovenste, bovelste, lange, grote, achterste) kruk: krøk (Weert), (bovenste, rechtse) handvat: hant˲vat (Weert), trek: tręk (Weert) Het bovenste handvat van de steel van de zeis, dat in de linkerhand wordt gehouden. Doorgaans is dit het lange T-vormige handvat, zoals beschreven in de algemene toelichting van deze paragraaf en in de toelichting bij het lemma ''steel van de zeis''; daar zijn ook de opgaven opgenomen waar het bovenste handvat kort en recht is of waar dit bovenste handvat ontbreekt (model B). Om de varianten van de substantiva onder één woordtype bijeen te houden en een vergelijking met de opgaven voor het onderste handvat te vergemakkelijken, zijn de adjectiva (bovenste, lange, grote, enz.) als facultatief in het hoofdwoordtype opgenomen. Zie afbeelding 4, A1 en B1.' [N 18, 67b; N C, 3b1; JG 1a, 1b, 2c; monogr.] I-3
bovenstuk van een jurk jakje: jekske (Weert), lijfje: liefke (Weert, ... ) lijfje, bovenstuk van jurk [baskien] [N 24 (1964)] III-1-3
bovenverdieping boven: boeëve (Weert), bovenverdieping: bōvəvərdēpeŋ (Weert), uiterste boven: ūerste boeeve (Weert) bovenverdieping [SGV (1914)] || Hoe noemt u de bovenverdieping van een huis? (bovenverdieping, bovenste verdieping) [N 104 (2000)] III-2-1
box looprek: louprek (Weert) toestel waarin men kinderen leert lopen [lei, stuik, looprek, loopwagen, loopkorf, loopmand] [N 86 (1981)] III-2-2
braadpan braadketel: broajkieetel (Weert), braadpan: braodpan (Weert), brōͅtpan (Weert), bròòjpan (Weert), kasserol: kəstroͅl (Weert), vleesketel: vleiskieetel (Weert) braadpan || kookpan, braadpan || Pan met dikke wand die geschikt is om er vlees in te braden (pan, vleespan, braadpan, pot) [N 79 (1979)] || pot, metalen ~ met twee oren; inventarisatie benamingen (bròòjpan, bakpan); betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] III-2-1
braadworst braadworst: braodworst (Weert, ... ), broatworst (Weert), van varkensvlees  broadworst (Weert), wordt gebraden  braotwòrst (Weert) braadworst [N 06 (1960)] || worst van rauw vlees [ZND 21 (1936)] III-2-3