33900 |
brokkelhoef |
weke voeten:
wē̜i̯kǝ vø̄t (L289p Weert)
|
Een hoef met wanden die zeer bros zijn en gemakkelijk afbrokkelen. In de hoornwand zijn kloven. Als het paard moet beslagen worden, is het moeilijk de ijzers goed vast te nagelen. [N 8, 90u]
I-9
|
24307 |
brommen, zoemen van een insect |
brommen:
bromme (L289p Weert)
|
brommen [SGV (1914)]
III-4-2
|
21603 |
brompot |
brombeer:
unne brombèr (L289p Weert)
|
Hoe heet iemand die zijn kwade luim toont met binnensmonds mompelen? [ZND 22 (1936)]
III-3-1
|
22586 |
bromtol |
bromkernel:
Slechts één en dezelfde naam.
bromkernel (L289p Weert, ...
L289p Weert),
Weert, Hushoven, Boshoven, Vrakker
brŏmkernel (L289p Weert),
bromtol:
bromtol (L289p Weert),
zoemkernel:
Weert, Hushoven, Boshoven, Vrakker
zŏĕmkernel (L289p Weert)
|
Hoe noemt (noemde) men de tol, die bij het ronddraaien een brommend geluid maakt. I. als deze van hout en door een timmerman was gemaakt? [DC 24 (1953)], [DC 24 (1953)] || Hoe noemt (noemde) men de tol, die bij het ronddraaien een brommend geluid maakt. II. als deze van blik en bontgekleurd is? [DC 24 (1953)]
III-3-2
|
24948 |
bron |
bron:
bron (L289p Weert, ...
L289p Weert),
brǫn (L289p Weert),
wel:
wel (L289p Weert, ...
L289p Weert)
|
bron [SGV (1914)] || bron, natuurlijke opening in de grond waar water uit de grond opwelt [kwel, wel] [N 81 (1980)] || Natuurlijke opening in de grond waar water uit opwelt. [S 5; L 1a-m; L 22, 26; N 5A(I]
I-8, III-4-4
|
34342 |
bronstig |
breustig:
brø̄stex (L289p Weert)
|
Geslachtsdrift vertonend, gezegd van het vrouwelijk varken. [N 19, 12; N C, 4d; A 43, 20a; JG 1a, 1b, 1c, 2c; S 52, add.; N 76, add.; monogr.]
I-12
|
20769 |
brood |
brood:
broe-ed (L289p Weert),
broeed (L289p Weert),
broet (L289p Weert),
brout (L289p Weert),
brôêt (L289p Weert)
|
brood [DC 03 (1934)], [RND]
III-2-3
|
20710 |
broodje |
kadetje:
kedet’je (L289p Weert),
pistolet:
Fr. pistolet Verklw. pisteleeke
pistelee (L289p Weert),
schietspoel:
Verklw. scheetspeulke
scheetspool (L289p Weert)
|
broodje || klein broodje met deuk || langwerpig broodje
III-2-3
|
19531 |
broodmes |
broodmes:
broidmes (L289p Weert),
brōōadmes (L289p Weert)
|
mes waarmee brood wordt gesneden [N 20 (zj)]
III-2-1
|
25500 |
broodoven |
oven:
ōvǝ (L289p Weert),
ūvǝ (L289p Weert)
|
De diverse vragen vroegen in het algemeen naar "de oven" en niet specifiek naar "de broodoven" afgezien van N 29, 1a. Het merendeel van de antwoorden slaat op de oven aan huis of op de boerderij. Meer specifieke ovens zullen in de bakkerij gebouwd zijn. De königswinteroven is een oven gemaakt van grote blokken steen afkomstig uit königswinter. De vloer bestaat uit twee grote blokken. Deze oven is voorzien van drie kanalen (pijpen) die boven het gewelf zijn aangebracht. Kanalen voeren de rook van achter de oven boven over het gewelf naar voren waardoor de trek van het vuur veel beter regelbaar wordt gemaakt (z. wbd ii afl. 1 blz. 62). [N 29, 1a; N 5, 135; RND, 57; S 27; Wi4; L 12, 8; L 40, 13b; L 40, 14; L A 2, 277; monogr.]
II-1
|