27253 |
timmerman |
schrijner:
šrīnǝr (Q278p Welkenraedt)
|
Ambachtsman die het timmeren als beroep uitoefent. Tot zijn werkzaamheden behoren het vervaardigen van dakconstructies en balklagen in huizen en het maken van trappen, kozijnen, ramen en deuren. Als aanduiding voor de vakman wordt zowel de benaming timmerman als schrijn(en)werker gebruikt. Schrijnwerker is meer verspreid in Belgisch Limburg, schrijnenwerker in het zuiden van Nederlands Limburg. Wanneer er een onderscheid tussen timmerman en schrijn(en)werker wordt gemaakt, dan duidt de eerste term eerder een vakman aan die timmerwerk in de bouw verricht. Dit is onder meer het geval in Ottersum (L 163), Posterholt (L 387), Geulle (Q 18) en Bilzen (Q 83). De schrijnwerker richt zich dan vooral op het maken van trappen, deuren en ramen. Het woordtype schrijner, dat in het zuidoostelijke deel van het gebied gebruikelijk is, is een algemene benaming voor de timmerman. De vakman die timmerwerk op de bouw verricht, wordt daar ɛbouwschrijnerɛ genoemd.' [N 55, 164a; N 55, 165; RND 6; L 34, 19a; L B1, 115; monogr.]
II-12
|
17620 |
tong |
tong:
zen tông is angelaajen (Q278p Welkenraedt)
|
Zijn tong is aangeladen [ZND 32 (1939)]
III-1-1
|
22025 |
tortelduif |
tortelduif:
torteldoef (Q278p Welkenraedt, ...
Q278p Welkenraedt)
|
tortelduif [ZND 08 (1925)] || Tortelduif. [ZND 08 (1925)]
III-3-2, III-4-1
|
19852 |
tralie |
tralie:
trēͅljə (Q278p Welkenraedt)
|
een ijzeren tralie [ZND 08 (1925)]
III-2-1
|
19378 |
trap |
trap:
trap (Q278p Welkenraedt, ...
Q278p Welkenraedt)
|
trap [ZND 06 (1924)], [ZND 12 (1926)]
III-2-1
|
19850 |
trechter |
trechter:
treͅətər (Q278p Welkenraedt)
|
trechter [ZND 08 (1925)]
III-2-1
|
22743 |
trekharmonica |
kwetsbuidel:
pejoratief
kwitšbül (Q278p Welkenraedt),
monica:
munəka (Q278p Welkenraedt)
|
Hoe heet het populaire muziekinstrument, dat uit een vierkante blaasbalg bestaat, die met beide handen wordt ineengedrukt of uitgetrokken, terwijl de vingers toesten neerdrukken? [ZND 26 (1937)]
III-3-2
|
17898 |
trekken |
trekken:
trekke (Q278p Welkenraedt)
|
wij trekken [ZND 08 (1925)]
III-1-2
|
19362 |
treuzelaar |
klommelaar:
wat ne klommelder (Q278p Welkenraedt)
|
Wat een treuzelaar! [ZND 08 (1925)]
III-1-4
|
18934 |
treuzelen |
klommelen:
heé es aate an het klommele (Q278p Welkenraedt)
|
Hij zit daar te treuzelen (talmen, zeer langzaam handelen). [ZND 08 (1925)]
III-1-4
|