e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Well

Overzicht

Gevonden: 1884
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
grote hoeveelheid, hoop hoop: hoewp (Well), hopen (mv.): huujp (Well), opper: hooi  öpper (Well) hoop [SGV (1914)] || hoopen (mv.) [SGV (1914)] III-4-4
gruwelijk gruwelijk: gruwelik (Well) gruwelijk [SGV (1914)] III-1-4
guit guit: guut (Well), güt (Well) guit [DC 11], [SGV (1914)] III-1-4
gulden gulden: geulde (Well) gulden [SGV (1914)] III-3-1
gunnen gunnen: gunne (Well) gunnen [SGV (1914)] III-1-4
gutsbeitel guts: gøts (Well) Beitel met een hol blad die onder meer dient voor het rond afhakken en het besnoeien, het weghakken van de scherpe kanten bij ronde staven (Van der Kloes en Risch, pag. 163). Ook voor het schoonmaken van de binnenzijde van loden buizen wordt de gutsbeitel gebruikt (Van Houcke, pag. 529, s.v. opruimer). Zie ook afb. 50. In L 382 kapte men met de gutsbeitel ook spiebanen uit. Vgl. het lemma "oliegroefbeitel, spiebeitel". [N 33, 115-116; N 64, 62b] II-11
guur, kil en schraal weer kil (weer): kil (Well, ... ) kil [SGV (1914)] III-4-4
haag heg: hęx (Well) Omheining van levend hout ter afpaling van een erf of een stuk land. Men kent verschillende soorten hagen onder andere beukenhaag, elzenhaag, ligusterhaag, meidoornhaag, taxushaag en vlierhaag. [N 14, 62; RND 20; Wi 9; S 13, add.; Vld.; A 25, 4a; L 1a-m; L B2, 279; JG 1b, add.; L 32, 45; monogr.] I-8
haagappel haagappel: haagappel (Well) haagappel [SGV (1914)] III-4-3
haagwinde neusbloem: neusbloem (Well), -  neusbloem (Well) Calystegia sepium (L.) R.Br. Zeer algemeen voorkomend onkruid vooral op bouwlanden en vochtige gronden, klimmend in heggen en dergelijke met een tot 3 meter lange, windende, vrijwel kale stengel en hart- tot pijlvormige bladeren. De grote klokvormige bloemen zijn wit (soms roze) van kleur. De plant bloeit van juni tot september en is meer bekend onder de naam pispotjes (Convolvulus sepium L.). Bij de naamgeving wordt vaak geen onderscheid gemaakt of vindt verwisseling plaats met de kleinere, kruipende akkerwinde (zie lemma Akkerwinde). De volgorde van de varianten van het type winde is: 1. de tweelettergrepige woorden; 2. in de eenlettergrepige naar klinker: /e - ē - ę - i/. Zie Pauwels 1933 en Brok 1991. [JG 1c, 2c; A 17, 6a; L 1, a-m; L 1u, 80; L 15, 5; S 11; monogr.; add. uit JG 1b] || haagwinde [SGV (1914)] I-5, III-4-3