e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Well

Overzicht

Gevonden: 1884
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kletsen [snateren] snetteren: met lengteteken op de eerste e  snêtere (Well) snateren [SGV (1914)] III-3-1
kletsen [zeveren] zeveren: zievere (Well) zeveren [SGV (1914)] III-3-1
kletsen [zwetsen] zwetsen: Van Dale: zwetsen, luidruchtig en onbedachtzaam spreken, m.n. grootspreken, snoeven.  zwĕtsen (Well) zwetsen [SGV (1914)] III-3-1
kletswijf klapspaan: Van Dale: klapspaan, 2. (fig.) verklikker, verklikster.  klapspōān (Well) klappei [SGV (1914)] III-3-1
klit klis: klĕs (Well), klit: klitte mv (Well) klis (plant) [SGV (1914)] || klit III-4-3
klopboor, muurboor klopboor: klǫp˱bǭr (Well), steenboor: stiǝnbǭr (Well) Stalen boorijzer dat dient voor het boren van gaten in steen. De klopboor wordt tijdens het slaan met de hamer steeds een weinig gedraaid. Voor zachtere steen is deze boor hol; op deze wijze kan het boormeel worden opgenomen. De woordtypen houwpijp (Q 108), slagpijp (L 299) en pijp (Q 111) verwijzen waarschijnlijk naar dit type boor. Voor harde steensoorten wordt een massieve stang gebruikt die voorzien is van een speciaal bewerkt uiteinde. Volgens Zwiers II (pag. 404) wordt de gewone ɛklopboorɛ ook gebruikt voor het boren van gaten in baksteenmuren; hij wordt dan gewoonlijk ɛmuurboorɛ genoemd.' [N 33, 137; N 33, 164] II-11
kluit aarde kluit: klȳt (Well) [N 27, 36; S 18; R 3, 8; L 28, 8; L 28, 9; L 1a-m; L B2, 290; ALE 257; Vd.; monogr.] I-8
kluwen kluwen: klŏwwe (Well) kluwen [SGV (1914)] III-1-3
knecht knecht: enne nije knêcht (Well) knecht, een nieuwe ~ [SGV (1914)] III-3-1
knecht, algemeen knecht: knɛ̄xt (Well), werkman: wɛrǝkman (Well) [L 1, a-m; S 26; Wi 8; monogr.; add. uit S 6] I-6