20407 |
meerderjarig |
mondig:
mŭndig (L213p Well)
|
mondig [SGV (1914)]
III-2-2
|
21273 |
meester |
meester:
meister (L213p Well),
mɛistər (L213p Well)
|
(school)meester [RND] || meester [SGV (1914)]
III-3-1
|
33337 |
meid, dienstmeid |
maagd:
māt (L213p Well),
meid:
mɛi̯t (L213p Well)
|
Meid is een noordelijke vorm, een samentrekking uit maged, maagd. Kok en keukense slaan op de keukenmeid. Dienstbode is een expansie uit de (Noord-)Nederlandse standaardtaal. [L 1, a-m; L 1u, 156; L 38, 10; RND 118; R 12, 30; S 6 en 23; Wi 6; monogr.]
I-6
|
24582 |
meidoorn |
timpelteer:
teempeltêr (L213p Well)
|
haagdoorn [SGV (1914)]
III-4-3
|
24331 |
meikever |
meikegel:
meikêgel (L213p Well)
|
meikever [SGV (1914)]
III-4-2
|
20309 |
meisje |
deern:
dèn (L213p Well, ...
L213p Well,
L213p Well),
maagdje:
mechje (L213p Well)
|
meisje [SGV (1914)] || meisje; (Zijn er verschillende namen voor kinderen van verschillende leeftijden?) [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
20366 |
meisje met wie een jongen verkering heeft |
meid:
meid (L213p Well, ...
L213p Well)
|
Hoe noemt men het meisje met wie men verkeering heeft? (Hoe noemt men haar, wanneer men met haar verloofd is?) [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
34237 |
melk |
melk:
męlk (L213p Well),
mɛlk (L213p Well),
mɛlǝk (L213p Well),
romen:
ruǝmǝ (L213p Well),
rō.ǝmǝ (L213p Well),
rōmǝ (L213p Well)
|
De hoofdzakelijk uit water, eiwit, vet en melksuiker bestaande witte vloeistof die door het vrouwelijk rund wordt afgescheiden. Op de kaart is het woordtype melk niet opgenomen. [A3, 3; A 11, 1c; A 17, 17; A 7, 14; RND 40; RND 127; S 23; JG 1a, 1b, 2c; L 1a-m; L 4, 3; L 29, 5; NE 3, V 6n; Vld.; Gwn 10, 1; monogr.]
I-11
|
34241 |
melk zeven |
zijen:
zei̯ǝ (L213p Well)
|
De melk door een doek, zeef of filter laten vloeien om de melk te zuiveren van onbruikbare of verontreinigende stoffen of bestanddelen. [S 46; Wi 30; monogr.; add. uit N 12, L 324]
I-11
|
21288 |
melkboer |
melkboer:
mɛləkbu.r (L213p Well),
romenkar:
ruəməkar (L213p Well)
|
melkboer [RND]
III-3-1
|