e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Wellen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
grote trom grosse caisse (fr.): grosse-caisse (Wellen) een grote trom [trombol] [N 112 (2006)] III-3-2
grove stem grof (bn.): grooaf (Wellen), grove stem: ən grōf stəm (Wellen) grove stem [ZND 24 (1937)] III-3-1
guit, schalk guit: guiet (Wellen), kapoen: kapoeu̯n (Wellen), strop: ook materiaal znd 24, 35  strop (Wellen) guit (grappenmaker) [ZND 01 (1922)], [ZND 24 (1937)] III-1-4
gulden gulden: geule (Wellen), ps. omgespeld volgens Frings.  gøldə (Wellen) gulden [ZND 35 (1941)] || gulden, een ~ [kent uw dialect ook namen als piek, pieterman of andere?] [N 21 (1963)] III-3-1
gulden mis gulden mis: de geulle mees (Wellen) Gulden mis (op Quatertemper woensdag in de advent). [ZND 35 (1941)] III-3-3
gunnen gunnen: onne (Wellen, ... ), onnə (Wellen, ... ), laten: ps. omgespeld volgens Frings.  gəlōͅətə (Wellen), gəluətə (Wellen) Ge moet hem dat geluk gunnen [ZND 24 (1937)] || Ik zal u ook iets gunnen [ZND 24 (1937)] || ze wordt gegund, i.v.m. de openbare verkoping van b.v. een boerderij [de boerderij gaat af?] [N 21 (1963)] III-1-4, III-3-1
guste koe kwee: kwēi̯ (Wellen) Jong rund dat maar niet voor de eerste keer drachtig te krijgen is. [N 3A, 24] I-11
guur, kil en schraal weer grillig (weer): ə grelləx weͅjər (Wellen), kil (weer): kil (Wellen), killig (weer): killig (Wellen, ... ), killig wieer (Wellen), koud (weer): ka.t wIjər (Wellen), kaat (Wellen), zuur (weer): zur weͅjər (Wellen) huiverig, koud, guur weer [grellig, zoer, locht, schrauw] [N 22 (1963)] || kil [ZND 01 (1922)], [ZND 01 (1922)], [ZND 27 (1938)] || kil weer [ZND 27 (1938)] III-4-4
haag haag: hǭx (Wellen) Omheining van levend hout ter afpaling van een erf of een stuk land. Men kent verschillende soorten hagen onder andere beukenhaag, elzenhaag, ligusterhaag, meidoornhaag, taxushaag en vlierhaag. [N 14, 62; RND 20; Wi 9; S 13, add.; Vld.; A 25, 4a; L 1a-m; L B2, 279; JG 1b, add.; L 32, 45; monogr.] I-8
haagappel haagappel: zie ook ZND01, a-m en u 79, apart ingevoerd  hōgəappəl (Wellen), hagenbeer: zie ook ZND01, a-m en u 79, apart ingevoerd  hōgəby(3)̄ərə (Wellen), spikken: zie ook ZND01, a-m en u 79, apart ingevoerd  spikke (Wellen), zie ook ZND24, 039c, apart ingevoerd  spik (Wellen) haagappel [ZND 01 (1922)] || haagappel, kleine steenvrucht vd haag- of meidoorn [ZND 24 (1937)] III-4-3