19647 |
het gras maaien |
(het) gras maaien:
het grā.s mèe (Q078p Wellen)
|
het gras afmaaien [ZND 35 (1941)]
III-2-1
|
34175 |
het kalf afdraaien |
afdraaien:
ǫfdręjǝ (Q078p Wellen)
|
Het kalf met mechanische middelen ter wereld helpen. [N 3A, 54a]
I-11
|
32689 |
het land aftreden |
aftreden:
ǭftriǝ (Q078p Wellen)
|
Voordat men begint te ploegen, schrijdt men de akker langs twee tegenover elkaar gelegen zijden af, a) om het midden te bepalen als men bijeen gaat ploegen, b) om hem in gelijke stukken te verdelen, als men in panden gaat ploegen, c) om de vooraf of achteraf te ploegen hoek uit te zetten, als het een gerende akker betreft. De opgesomde termen, die alle "het land", "de akker", "de plak" e.d. als object veronderstellen, zijn ook toepasselijk op het schrijdend opmeten van het land in het algemeen. [N 11, 40; N 11A, 131a; JG 1a + lb; monogr.]
I-1
|
34007 |
het paard met een dubbele lijn leiden |
dobbel kordeel:
dobǝl kǝrdęlj (Q078p Wellen)
|
Het paard besturen met een lange teugel uit één stuk, die aan de ene kant van het gebit vertrekt, langs de hand van de voerman gaat en langs de andere kant weer aan het gebit bevestigd is (cf. lemma Dubbele Lijn). Bij deze dubbele lijn, die links én rechts naar de hand van de voerder komt, trekt men aan de kant van de richting die het paard moet inslaan. Werkwoorden zoals varen, leiden werden niet altijd opgegeven. [JG 1b; N 8, 101b-c; N 13, 30 en 35]
I-10
|
34006 |
het paard met een enkele lijn leiden |
enkele kordeel:
ę.ŋkǝl kǝrdęlj (Q078p Wellen)
|
Het paard mennen met een lijn die uit twee delen bestaat, één dat via de rug van het paard de twee uiteinden van het gebit verbindt (cf. lemma Loenje), en een enkele lijn die aan het achterste einde van de eerste bevestigd is (cf. lemma Kordeel, Hotlijn). Die enkele lijn, het kordeel, houdt de voerman in de hand. Om het paard links te doen afslaan, houdt hij die strak gespannen; om het rechts te doen afzwenken, trekt hij met kleine schokjes (stuiklijn). Werkwoorden zoals varen en leiden werden niet door alle corresponenten gegeven. [JG 1b; N 8, 101a; N 13, 29; monogr.]
I-10
|
26286 |
het rondsel lichten |
uitlichten:
ø̜ǝtlīxtǝ (Q078p Wellen)
|
Het rondsel van niet te gebruiken steenkoppels met behulp van een hefboom uit het aswiel lichten. [Coe 93; Grof 114]
II-3
|
25910 |
het sap verhitten |
koken:
koǝkǝ (Q078p Wellen)
|
Het koken van het sap. In L 379 deed men varkensreuzel in het kokende sap tegen het overkoken. [N 57, 24a]
II-2
|
25443 |
het vlees in stukken snijden |
onder de pens snijden:
ondǝr dǝ pɛnsnējǝ (Q078p Wellen),
verdelen:
vǝrdęjlǝ (Q078p Wellen),
voor soep snijden:
vor sop snęjǝ (Q078p Wellen)
|
Als één der helften van het gekloofde dier verwerkt wordt, snijdt men deze eerst in enkele grote, wat handzamer stukken. [N 28, 98; monogr.]
II-1
|
25441 |
het vlees laten besterven |
ophangen:
ophāŋǝ (Q078p Wellen)
|
Na het verwijderen der ingewanden e.d. en het schoonmaken laat men het vlees hangen om het te laten afkoelen en opstijven. De volgende dat wordt het verder verwerkt. Enerzijds is dit een eis van de keuringsdienst (eventuele ziektes e.d. zijn dan makkelijker te constateren), anderzijds komt dit besterven volgens velen de smaak van het vlees ten goede. [N 28, 95; monogr.]
II-1
|
21436 |
het volle bedrag |
de volle prijs:
ps. omgespeld volgens Frings.
voͅlə prēͅəs (Q078p Wellen),
de volle som:
ps. omgespeld volgens Frings.
də vøͅl soͅm (Q078p Wellen)
|
volle bedrag, de gehele som, zonder korting [de hele poet, de volle roefel, de hele paaj?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|