e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Wellen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hoofd hoofd: heuët (Wellen) hoofd [ZND 01 (1922)] III-1-1
hoofd (spotnamen) bol: bol (Wellen) Spotbenamingen voor het hoofd [N 109 (2001)] III-1-1
hoofdbord kop: kǫp (Wellen) Vaste, schuin boven het wiel geplaatste voorwand van de kruiwagen. [N 18, 98b + 99 + add; N G, 53c; JG 1a; JG 1d; monogr] I-13
hoofddoek hoofdslat: heudslat (Wellen), heuëtslât (Wellen), hø̜i̯tslat (Wellen), maalslat: mǫǝlslat (Wellen) Hoofdbedekking ter bescherming tegen de felle zon in de oogsttijd. De laatste opgaven van het lemma, met het type hoed, zijn allicht geen hoofddoeken, maar hoofdbedekkingen. [JG 1a, 1b, 1c, 1d, 2c] || hoofddoek [ZND 01 (1922)] || Hoofddoek (fr. fichu). [ZND 05 (1924)] I-4, III-1-3
hoofdkaas hoofdkaas: heud kees (Wellen), høͅytkiɛs (Wellen) gehakt vlees [ZND 35 (1941)] || hoofdkaas [Goossens 1b (1960)] III-2-3
hoofdkussen kussen: kysə (Wellen), køsə (Wellen), køͅsə (Wellen) hoofdkussen [ZND 01 (1922)], [ZND 27 (1938)] III-2-1
hoofdpijn hoofdpijn: hoofdpijn (Wellen), koppijn: koppijn (Wellen), pijn in de kop: pijn in de kop (Wellen), pijn in zijn hoofd: pijn in mijn huid (Wellen), pijn in zijn kop: pè-n èn mène kop (Wellen) Hoofdpijn. Ik heb hoofdpijn. [Lk 05 (1955)] || ik heb hoofdpijn [ZND 34 (1940)] III-1-2
hoofdstel kopstuk: kǫpstø̜k (Wellen) Stel van leren riemen op het hoofd van het paard als het ingespannen is. Het woordtype hoofdsel is vermoedelijk ontstaan uit hoofdstel. Loesj als simplex of als eerste lid van een samenstelling gaat terug op het Franse louche "schuin/scheel". [JG 1a, 1b, 1c, 2b, 2c; N 13, 17; R 3, 60; monogr.] I-10
hoog tijd hoog tijd: hauəxte.jət (Wellen), hooch tijd (Wellen) Het is hoogtijd (dat we gaan). [ZND 27 (1938)] III-3-3
hoogdag hoogdag: doa zèn vier hoochdaog (Wellen), hoogtijd: doa zèn vier hoochtèe (Wellen), duə zən vir haucht:i (Wellen) Zeg in dialect: Er zijn vier hoogdagen (grote feestdagen). [ZND 27 (1938)] III-3-3