e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Wellen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kreukel godet (fr.): godɛ (Wellen), kronkel: krunkel (Wellen), verkronkeld (volt. deelw.): verkrunkeld (Wellen) godet: valse plooi of vouw in kleren || Kreukel. Ongewenste, valse vouw of plooi in een kledingstuk [kreukel, fronsel, valse plooi, kneuker, freutel] [N 114 (2002)] III-1-3
kreukelen fronsen: NB krunkele: meer van een koord gezegd.  fronse (Wellen), plooien: het kleid plooit (Wellen) Hoe noemt men het wanneer een kleed dat niet past, zich in plooien zet ? [ZND 32 (1939)] III-1-3
kreunen kreunen: kreune (Wellen), krinselen: krinsele (Wellen), kuimen: kèume (Wellen) kreunen [ZND 01 (1922)] III-1-4
kreunen van de pijn grijnzen: grienst (Wellen), jankeren: junkert (Wellen), krenselen: krinsəlt (Wellen), lichtjes kreunen  krinsele (Wellen), kreunen: kreune (Wellen), kuimen: keumschoatel  kèume (Wellen) hij kreunt van de pijn [ZND 28 (1938)] || kreunen [ZND 01 (1922)], [ZND m] III-1-2
kribbebijter kribbijter: krebē̜ǝ.tǝr (Wellen) Nerveus paard dat met de snijtanden in de kribbe of op een ander hard voorwerp bijt, de lucht hoorbaar naar binnen zuigt en kreunt. Dit leidt dikwijls tot indigestie. Een kribbebijter is te herkennen aan de sterke afslijting van de wrijfvlakken, vooral aan de voorrand der snijtanden. Een kribbebijter zuigt wel lucht op; het woord is echter geen synoniem van windzuiger (4.4.5). [JG 1a, 1b; A 48A, 41b; N 8, 62o en 84f; add. uit N 52] I-9
kriel kriel: krel (Wellen) Het op twee na fijnste produkt dat tijdens het builen wordt gescheiden. In volgorde van fijn naar grof is kriel grover dan boulté en fijner dan kortmeel. Zie ook de toelichting bij de lemmata ɛbloemɛ, ɛboultéɛ en ɛbuilmolenɛ. Een aantal molenaars (Q 95, Q 176, Q 188, Q 241) maakt geen onderscheid tussen de verschilende soorten die tussen ɛbloemɛ en ɛzemelenɛ worden aangetroffen. Zij die wel verschillende benamingen gebruiken, noemen kriel en biest datgene wat het dichtste bij meel staat.' [JG 1b; Vds 248; Jan 243; Coe 220; Grof 247; N O, 38e] II-3
krielkip proeshennetje: prushenǝkǝ (Wellen), proesje: pruskǝ (Wellen) Een krielkip is een soort kleine kip. [N 19, 42; monogr.] I-12
krijgertje spelen pakkertje spelen: /  pakkerke (Wellen), tikkertje spelen: /  tikkertje (Wellen), tuisje spelen: tuuske spelen (Wellen), /  tuuske spijle (Wellen) / [SND (2006)] || Ze spelen krijgertje, ... katje enz.: het kinderspel waarbij een kind de andere naloopt en ze tracht te raken. [ZND 36 (1941)] III-3-2
krijt krijt: e stuk wit krēt (Wellen), kręǝt (Wellen), stek wit kreet (Wellen) Een stuk wit krijt. [ZND 37 (1941)] || Het krijt waarmee het aantal te malen kiloɛs en de naam van de klant op het molenbord worden genoteerd. In Q 88 telde de molenaar volgens de boeren wel eens teveel. Men noemde dat dubbel schrijven (dø̜bǝl šri.vǝ)(Coenen, pag. 178).' [Coe 246; Grof 277] II-3, III-3-1
kroep kroep: krop (Wellen) Kroep: ontsteking van het strottehoofd en de luchtpijp die door afzettingen op het slijmvlies gevaar van verstikking met zich meebrengt (kroep, krop, pip). [N 107 (2001)] III-1-2