e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Wellen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kruim korst: buitenste  koͅs (Wellen), kruim: kraun (Wellen) kruim [ZND 29 (1938)] III-2-3
kruimel greumel: greumel broat (Wellen) kruimel brood [ZND 36 (1941)] III-2-3
kruin krop: krop (Wellen), kruin: kroon (Wellen), krouwn (Wellen), krŏŏen (Wellen) de kruin van het hoofd (waar het haar draait) [ZND 29 (1938)] || kruin [ZND 01 (1922)] III-1-1
kruis kruis: kreues, twie kreuzer (Wellen), kreus (Wellen), krø̄ǝs (Wellen), krø̜̄.s (Wellen), krø̜s (Wellen), ə krøəs, twi krøəsən (Wellen), de j wordt tussen de i en de e een weinig gehoord  è krui-ès, twie kruizer (Wellen), mik: mik (Wellen) Beenderenstelsel aan het einde van de rug. [N 3A, 109] || Deel van het lichaam waar de bovenbenen samenkomen (mik). [N 109 (2001)] || Een kruis, twee kruisen. [ZND 29 (1938)] || Kruis. [ZND 01 (1922)] || Kruising van ruggegraat en achterheupen, uitlopend in de staart en staartwortel. Zie afbeelding 2.31. [JG 1a, 1b; N 8, 13 en 14] I-11, I-9, III-1-1, III-3-3
kruis of munt kruis of munt: kruis of munt gooie (Wellen) het kansspel waarbij een munt opgegooid wordt; de winnaar is degene die goed voorspeld heeft welke zijde (kruis of munt) boven zal liggen [koppelen, letteren, opgooien, omgooien, omroeien] [N 112 (2006)] III-3-2
kruisbeeld crucifix (<lat.): ènne kreussefix (Wellen), lieveheer: enne lievenheer (Wellen), liĕvenheeër (Wellen) Crucifix. [ZND 01 (1922)] || Kruisbeeld. [ZND 22 (1936)] III-3-3
kruisbeen kruisbeen: krø̜sbęi̯n (Wellen) Heiligbeen, os sacrum; één der beenderen van het bekken. Het is een driehoekig beenstuk, ontstaan uit de vergroeiing van vijf wervels. [N 3A, 110a] I-11
kruisbes dikke kroezel: dikke kroezel (Wellen), verzamelfiche, ook mat. van ZND01, u 138  dikkel kroe-zel (Wellen), groene kroezel: greun kroezele (Wellen) kruisbes [ZND 01 (1922)], [ZND 16 (1934)] I-7
kruisen, kruisdagen? kruisen: krö:sə (Wellen), gewoon mv  krö:zər (Wellen) kruisen [RND] III-3-3
kruiwagen kruiwaal: krē wǭl (Wellen), kruiwagel: krē̜ǝ.wǭ.gǝl (Wellen) Kleine eenwielige kar met twee berries, waarmee hij door een mens voortgeduwd en soms ook getrokken wordt. Vaak is er op de berries een bak gemonteerd, waarvan de zijplanken soms afgenomen kunnen worden. Er bestaan echter ook kruiwagens zonder zijplanken en met enkel een hoge voorplank, waarbij de berries via scheien met elkaar verbonden zijn. Zie voor het onderscheid de lemmata bakkruiwagen, scheienkruiwagen en platte kruiwagen. De informant van P 214 merkt hierover op: een soort kruiwagens met planken bodem. Zijstukken kunnen naar believen opgezet of afgenomen worden". De kruiwagen wordt gebruikt voor het vervoer van kleine lasten, zoals bijvoorbeeld mest. Volgens de informant uit Q 77 werd de kruiwagen gebruikt "om allerlei materiaal (behalve cement, zand enz.) te vervoeren" Volgens de informant uit L 269 gebruikt men de kruiwagen wel om zand te vervoeren. De respondent uit L 377 vermeldt als mogelijke vrachten "zakken - ook ander goed (aardappelen, wortels, steenkolen)". Zie voor meer informatie ook de lemmata kruiwagen in wld II,4, in wld II, 8 en in wld II, 9 en steenkar in wld II, 8. [N 18, 97a; N G, 51; N 11, 28; RND, 129; Gwn 8, 1b; S 19; L 29, 4; L 16, 19a; L 1a-m; L 1u, 139; L 45, 14a; L B, 193; JG 1d; A 14, 14a; monogr.] I-13