e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Wellen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kweepeer kweekpeer: kwe.ikpeər (Wellen), kweekpeeər (Wellen), kweepeer: kweepejer (Wellen), wringpeer: vrèngpère (Wellen) [ZND 29 (1938)] I-7
kwezel kwezel: kwe-zel (Wellen), waa’n kweezel (Wellen), wa’n kwezel (Wellen), wz. ən kwɛ.izəl (Wellen) Kwezel. [ZND 01 (1922)] || Wat een kwezel! [ZND 29 (1938)] III-3-3
kwijl zever: zeiver (Wellen) Kwijl: uit de mond lopend speeksel (zever, kwijl). [N 106 (2001)] III-1-1
kwispelstaarten be zijn staart houwen: bij zijne stat hooë (Wellen), kwispelen: kwispele (Wellen), kwispelstaarten: kwispelstatte (Wellen) kwispelstaarten [ZND 29 (1938)] III-2-1
kwitantie kwitantie: ps. omgespeld volgens Frings.  kwətansə (Wellen), kətansə (Wellen) kwitantie, bewijs van schulddelging [N 21 (1963)] III-3-1
laag grond couche (fr.): køus (Wellen), Opm. meer in de betekenis van een laag verf.  koeš (Wellen), kus (Wellen), laag: looech (Wellen), looëch (Wellen), lâôg (Wellen) laag (znw.) [ZND 01 (1922)], [ZND 29 (1938)] III-4-4
laag schoven op de wagen laag: lōǫx (Wellen) Zie de toelichting bij het lemma ''tasser op de wagen'' (5.1.5). Voorkop is de laag op de naar voren uitstekende ladder boven het paard. [N 15, 42; JG 1a, 1b, 1c, 2c; monogr.] I-4
laagte in het landschap del: dęl (Wellen), laagte: legdǝ (Wellen), lęgdǝ (Wellen), lɛgdǝ (Wellen) Een laagte in het landschap in het algemeen. Vergelijk ook lemma 1.2.8 ɛlaagte in een akkerɛ.' [L 29, 30; Wi 11; A 10, 4; S 20] I-8
laars (alg.) bot: bot (Wellen), Nieuw.  botte (Wellen), stevel: -> e paor stieefels. Oud. [Vgl. Du. Stiefel]  stieefels (Wellen) botte: hoge laars || Laars, een paar laarzen (hoge laars met schoen eraan vast) [ZND 37 (1941)] III-1-3
laarzenschacht tige (fr.): tijs (Wellen) tige: schacht van een schoen III-1-3