33622 |
mestvaalt |
mesthof:
meͅsoͅf (Q078p Wellen),
mesthoop:
meͅi.soͅup (Q078p Wellen),
aan ZND 01 is hier toegevoed het materiaal van ZND 31 (1939), 019
meeshoop (Q078p Wellen),
mieshoop (Q078p Wellen)
|
[Goossens 1b (1960)] [ZND 01 (1922)]
I-7
|
34364 |
mestvarken |
vetvarken:
vętfɛ.rǝkǝ (Q078p Wellen)
|
Een varken dat gehouden worden om vet te mesten. [JG 1a, 1b, 2c; L 37, 49e; N C, add.; N 19, Q 111 add.; N 19, Q 204a add.; monogr.]
I-12
|
34453 |
met de horens stoten, gezegd van de bok |
botsen:
bǫtsǝ (Q078p Wellen),
stoten:
stōu̯tǝ (Q078p Wellen)
|
[N 19, 75]
I-12
|
34625 |
met de kar achteruit rijden |
achteruit stoten:
axtǝrǫu̯ǝt stǫu̯tǝ (Q078p Wellen),
terugstoten:
trykstōu̯tǝ (Q078p Wellen)
|
Voor de voermansroep om het paard achteruit te doen gaan, zie wld I.10 onder het lemma achteruit. [N 17, 95 + 99]
I-13
|
17868 |
met de linkerhand |
met de linkerhand:
leinkerhand (Q078p Wellen),
met de slinke hand:
bè de sleinke hand (Q078p Wellen)
|
met de linkerhand [ZND 37 (1941)]
III-1-2
|
33999 |
met de zweep slaan of geluid geven |
kraken:
krǭ.kǝ (Q078p Wellen)
|
Het slaan met de zweep brengt een knallend geluid voort. Terwijl in de enquête van J. Goossens het werkwoord zwepen in de jaren vijftig enkel voor Achel (L 282) en Hamont (L 286) werd opgetekend, vermeldt de enquête van P. Willems (1885)het nog voor een groot aantal gemeenten uit de beide Limburgen. Zie in dit verband ook ros voor "paard" (WLD I, afl. 9, p. 5). [JG 1a, 1b, 2c; L 8, 141a; Wi 42; monogr.]
I-10
|
22641 |
met een drijftol spelen |
doppen:
doͅpə (Q078p Wellen),
konkernollen:
koͅŋkərnulə (Q078p Wellen),
wordt niet meer gespeeld
koenkernollen (Q078p Wellen)
|
Hoe noemt men het spelen met dit speelgoed? [Lk 03 (1953)]
III-3-2
|
22760 |
met een priktol spelen |
doppen:
doppen (Q078p Wellen),
doͅpə (Q078p Wellen)
|
Hoe noemt men het spelen met dit speelgoed? [Lk 03 (1953)]
III-3-2
|
22895 |
met een zelfgemaakte tol spelen |
konkernollen:
koenkernollen (Q078p Wellen)
|
Hoe noemt men het spelen met dit speelgoed? [Lk 03 (1953)]
III-3-2
|
17946 |
met grote stappen lopen |
schrijden:
schrijen (Q078p Wellen)
|
Grote stappen maken (greien, schrijden, treden, stappen). [N 109 (2001)]
III-1-2
|