33205 |
opbrengst van een aardappelstruik |
struik:
strǭ.k (Q078p Wellen)
|
Bij het woordtype kooksel wordt opgemerkt: "eigenlijk voldoende om éénmaal van te eten". [N 12, 19]
I-5
|
21548 |
openbare verkoop |
uitroep:
outrooep (Q078p Wellen),
ps. omgespeld volgens Frings.
ōu̯trup (Q078p Wellen),
øtrup (Q078p Wellen),
øətrup (Q078p Wellen),
verkoop:
ps. omgespeld volgens Frings.
vərkōu̯p (Q078p Wellen, ...
Q078p Wellen),
vərkoͅup (Q078p Wellen)
|
Hoe heet een openbare verkoping bij opbod? [ZND 41 (1943)] || openbare verkoping van goederen, huisraad vooral [koopdag, uitroep?] [N 21 (1963)] || openbare verkoping van onroerende goederen [N 21 (1963)]
III-3-1
|
26546 |
openbreken |
openleggen:
ǭpǝlęgǝ (Q078p Wellen)
|
De molenstenen van hun plaats nemen als ze gescherpt moeten worden. Daartoe moet de molenaar de kuip met alle toebehoren rondom de stenen verwijderen. Vervolgens licht hij de loper uit het staakijzer en legt hem omgekeerd naast de ligger, zodat het maalvlak van de loper en ligger bewerkt kan worden. De meeste in dit lemma opgenomen termen veronderstellen de (molen)stenen of de molen als object. [N O, 33g; Vds 199; Jan 178; Coe 160; Grof 194]
II-3
|
18163 |
opereren |
het mes onder:
t mes onder (Q078p Wellen)
|
Opereren: een operatie verrichten (opereren, vlijmen, snijden). [N 107 (2001)]
III-1-2
|
22402 |
opgooien (tossen) |
kruis of munt gooien:
kruis of munt gooie (Q078p Wellen)
|
het kansspel waarbij een munt opgegooid wordt; de winnaar is degene die goed voorspeld heeft welke zijde (kruis of munt) boven zal liggen [koppelen, letteren, opgooien, omgooien, omroeien] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
34480 |
opgroeiend jong kipje |
hoentje:
hǭǝŋkǝ (Q078p Wellen),
pulletje:
pølǝkǝ (Q078p Wellen)
|
Bedoeld wordt het kipje dat niet meer bij de klokhen is maar dat nog niet legt. [N 19, 40c]
I-12
|
18218 |
ophanger |
snoer:
snoer (Q078p Wellen),
stropje:
ströpke (Q078p Wellen)
|
Lintje. Hoe heet het lintje of snoer om een jas op te hangen? [ZND 37 (1941)]
III-1-3
|
25424 |
ophijsen |
koord omsmijten:
kōrt ømsmęjtǝ (Q078p Wellen)
|
Nadat haken achter de blootgelegde pezen zijn gestoken of een balkje door de opening tussen de pezen en de poten is geschoven, worden aan de haken of aan het balkje touwen bevestigd. De touwen worden over een balk door twee ogen in het plafond of iets dergelijks aangetrokken, waardoor het rund uit de slachtbrug wordt getrokken, de poten gespreid. Volgens de respondent uit L 211 gaat het als volgt. De sterke kartouwen worden aan een balk vastgemaakt. Het ronde balkje wordt door de achterpoten gestoken en de lus een slag om het balkje gelegd. Door de lus stak men een z.g. karpaal. Met twee man tegelijk draaide men het balkje rond, waardoor het kartouw rond het balkje werd gewonden en de koe omhoog gehesen. Soms maakte men bij dit ophijsen gebruik van een katrol of lier. [N 28, 65; N 28, 66; monogr.]
II-1
|
25150 |
opklaren |
opklaren:
ət klējrt (Q078p Wellen),
⁄t weͅjr klert oͅp (Q078p Wellen),
optrekken:
trek oͅp (Q078p Wellen)
|
opklaren, helder worden [op-, doorweere, optrekken, afzomen, zich klaren, opklaren] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
34356 |
opleppen |
optrekken:
optrekǝ (Q078p Wellen)
|
Een big met koemelk grootbrengen. [N 19, 16; N 19, 15; monogr.]
I-12
|