21763 |
oude mens |
oud mens:
aa mins (Q078p Wellen),
oude mens:
aa mins (Q078p Wellen)
|
oude man [N 102 (1998)] || oude vrouw [N 102 (1998)]
III-3-1
|
20319 |
oude vrouw |
oud mens:
aa mins (Q078p Wellen),
oude vrouw:
aa vrou (Q078p Wellen, ...
Q078p Wellen)
|
een oude vrouw [ZND 05 (1924)] || iemand van oudere leeftijd ( oude man, oude vrouw, oude van dagen) [N 102 (1998)]
III-2-2, III-3-1
|
21762 |
ouden van dagen |
oude mensen:
aa minse (Q078p Wellen)
|
ouden van dagen [N 102 (1998)]
III-3-1
|
20229 |
ouders |
ouders:
ààs (Q078p Wellen),
znd 44, 27;
aas (Q078p Wellen)
|
ouders [ZND 11 (1925)] || ouders; waar ligt het land van uw ouders? [ZND 44 (1946)]
III-2-2
|
18189 |
ouderwets |
ouderwets:
â-derwĕts (Q078p Wellen)
|
Ouderwets. [ZND 05 (1924)]
III-1-3
|
20187 |
oudste zoon |
oudste zoon:
aadste zoun (Q078p Wellen),
atstə zowən (Q078p Wellen)
|
oudste zoon [ZND 46 (1946)]
III-2-2
|
25608 |
ovenpaal |
ovenzwouw:
hūǝvǝzwow (Q078p Wellen),
zwouw:
zwow (Q078p Wellen),
zwōw (Q078p Wellen)
|
De ovenpaal is in de regel een ongeveer twee meter langer stok met een plat, rond, rechthoekig of tongvormig blad van hout of ijzer waarmee het in broodvorm opgemaakte deeg in de oven wordt geschoven. Meestal haalt men hiermee ook het gebakken brood uit de oven. Het blad loopt naar voren scherp toe om het inschieten van het brood te vergemakkelijken en vooral om bij het uittrekken de paal onder het brood te kunnen schuiven (Weyns blz. 34). Wat de woordtypen "rochelijzer", "haak", "schoffel" en mogelijk nog andere betreft moet men heel waarschijnlijk aan andersoortig gereedschap denken waarmee men toch het brood uit de oven kan halen. Zie afb. 22. [N 29, 45b; RND 57; L 40, 13a; A 44, 22; OB 2, 2d; OB 2, 2e; mat. S -daaronder valt wat A. Stevens in zijn artikel ''Zwaaide, een zuidoost-nederlandse dialektbenaming voor de broodschieter of ovenpaal'' noemt "mat. S, P, C en G"; monogr.]
II-1
|
18589 |
overall |
pyjama:
pižama (Q078p Wellen)
|
Uit één stuk vervaardigd werkpak dat de metselaar ter bescherming over zijn gewone kleding aantrekt. [N 30, 5c; monogr.]
II-9
|
34168 |
overdragen |
overdragen:
ø̜̄i̯vǝrdrǭgǝ (Q078p Wellen),
ǭvǝrdrǭgǝ (Q078p Wellen)
|
Het overschrijden van de draagtijd, gezegd van de koe. [N 3A, 44]
I-11
|
22816 |
overdrukplaatje |
plakseltje:
plekselke (Q078p Wellen)
|
Hoe heet een overdrukplaatje, d.w.z. een gekleurd plaatje dat met de voorzijde op papier of op de handrug wordt geplakt terwijl de achterzijde wordt losgeweekt en afgetrokken? (kinderspel) [ZND 48 (1954)]
III-3-2
|