19410 |
roet |
kruis:
kroͅu̯əs (Q078p Wellen)
|
rookzwart onderaan een ketel [ZND 36 (1941)]
III-2-1
|
32976 |
rogge |
koren:
[koren] (Q078p Wellen),
kuǝ.n (Q078p Wellen),
rog(ge):
rø̜gǝ (Q078p Wellen)
|
Secale cereale L. Tot in de jaren vijftig het meest geteelde graangewas in Limburg, met uitzondering van Haspengouw, waar tarwe de meest verbouwde graansoort was. Men zaait ongeveer 170 kg rogge per hectare. Het koren-gebied in dit lemma wijkt aanzienlijk af van dat in het lemma ''graan, koren'' (1.2.1); vergelijk de kaarten die bij de lemma''s getekend zijn. Zie voor de benaming koren en voor de fonetische documentatie van het woord [koren] in het gebied waar ''koren'' zowel de algemene benaming alsook de benaming van de rogge is, het lemma ''graan, koren'' (1.2.1). Zie afbeelding 1, a. [JG 1a, 1b; L 34, 55b; L lijst graangewassen, 6; S 30; Wi 52; monogr.; add. uit N 15, 1a]
I-4
|
20760 |
roggebrood |
roggebrood:
ruggebroat (Q078p Wellen)
|
roggebrood [ZND 34 (1940)]
III-2-3
|
18284 |
rok: algemeen |
jupe (fr.):
joop (Q078p Wellen),
jou.p (Q078p Wellen),
jōͅp (Q078p Wellen)
|
Hoe noemt U in het algemeen een rok? [N 62 (1973)] || rok [ZND m] || rok (door vrouwen gedragen) [ZND 17 (1935)]
III-1-3
|
29077 |
roksplit |
slip:
slep (Q078p Wellen)
|
Split in de rok. [N 62, 41a]
II-7
|
18426 |
roksplit [wld ii.7, p.87] |
slip:
slip (Q078p Wellen)
|
Hoe noemt U: een split in de rok [N 62 (1973)]
III-1-3
|
26430 |
rol |
as:
as (Q078p Wellen)
|
De rol waaraan in het luiwerk van een watermolen het koord of de ketting is bevestigd waarmee de zakken worden opgetrokken en afgelaten. Zie ook afb. 76. De rol is in functie vergelijkbaar met de luias in windmolens. Zie ook het lemma ɛluiasɛ. De wel (Q 241) heeft de vorm van de pletrol zoals die wordt gebruikt om aardkluiten van geploegd land te breken (vgl. WLD I.1.2, pag 165).' [Jan 230; Coe 207; Grof 234; N O, 25g; A 42A, 45]
II-3
|
26634 |
rol van de haverpletter |
rol:
(mv)
rǫlǝ (Q078p Wellen)
|
De (stalen) rol waarmee de haver in de haverpletter werd geplet. In een haverpletter bevonden zich twee van dergelijke rollen. In Q 95 was een van de twee rollen glad, de ander had kerven. De rol met kerven noemde men in Q 88 geriffeld (gǝrefǝlt). [Vds 238; Jan 248; Coe 224; Grof 252]
II-3
|
32834 |
rollen |
draaien:
drē̜ǝ (Q078p Wellen),
rollen:
rǫlǝ (Q078p Wellen),
rondvaren:
rõ̜.nt˲vǭ.rǝ (Q078p Wellen),
wellen:
wɛlǝ (Q078p Wellen)
|
De koe tijdens het kalven op de rug wentelen. [N 3A, 50] || Het land bewerken met de rol, met de rol over het land gaan. In dit lemma zijn ook enige termen ondergebracht, die het rollen met een bepaald doel, resp. een tweetal manieren van rollen naar de richting betreffen. Voor het (...)-gedeelte van de varianten daarvan zij verwezen naar het simplex wellen aan het be-gin. [JG 1a + 1b; N 11, 87; N 11A, 187a + b + c + 189a; N P, 20 add.; monogr.]
I-11, I-2
|
21647 |
rolletje munten |
poep:
ps. omgespeld volgens Frings.
pup (Q078p Wellen)
|
rolletje centen of kwartjes of andere munten [knappert, lok?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|