e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Wellen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schaatsijzer ijzer: eezer (Wellen), snee: snëi (Wellen) Noemt men het stalen onderdeel, dat over het ijs glijdt en dat geregeld geslepen moet worden, met een afzonderlijk woord? Zo ja, hoe luidt dit? [Lk 01 (1953)] || stalen onderdeel van een schaats [ijzer, mes, snee] [N 112 (2006)] III-3-2
schabbernak [znd 42] schabbernak: Vroeger "èn aa-e schabbernak"werd gezegd van een kleine, oude, vernepen man of vrouw.  schabbernak (Wellen) Kent ge een woord schabbernak ? uitspraak + betekenis [ZND 42 (1943)] III-1-3
schaduw, lommer lommer: lŏĕmmər (Wellen), vie zitten in de loemer (Wellen), wè zitte èn de loemer (Wellen) schaduw (lommer) [RND] || Schaduw. Wij zitten in het lommer,... in de schaduw. [ZND 37 (1941)] III-4-4
schafttijd negen uren: nigənurə (Wellen) schafttijd [RND] III-3-1
schande schande: ⁄t is en schaon (Wellen) t Is een schande. [ZND 06 (1924)] III-3-3
schapestal, schaapskooi schapestal: sxōǝpǝ[stal] (Wellen) De stal, doorgaans een apart gebouw, waarin de schapen overnachten. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (stal) het lemma "stal" (2.1.2). Zie ook de plattegronden van de stallen in paragraaf 1.2. [L 38, 29; A 10, 9f; N 5, 105f; monogr.] I-6
scharrelen dabben: dabǝ (Wellen), dabǝn (Wellen), kratsen: krɛtsǝ (Wellen), scharren: sxē̜rǝ (Wellen) De kippen dabben en scharren in de grond om wormen, insecten en dergelijke te vinden. [N 19, 61a; L 33, 20; monogr.] I-12
schede schacht: sxāx (Wellen), schede: sxɛi̯ (Wellen) schede, lederen ~ waarin een mes wordt bewaard [N 20 (zj)] III-2-1
schede van de koe lijf: lɛ̄.f (Wellen) Uitwendig geslachtsorgaan van de koe. [N C, 13; JG 1a, 1b; A 48A, 47b; monogr.] I-11
scheel scheel (bn.): schè-l (Wellen) Hij ziet scheel. [ZND 06 (1924)] III-1-1