34464 |
troep kippen |
kudde:
køt (Q078p Wellen)
|
Varianten van kippen, hennen, hoenders enz. zijn niet gedocumenteerd. Zie hiervoor het lemma ''kippen'' (5.2.1). Alleen de benamingen voor troep zijn in dit lemma opgenomen. [N 19, 63; A 4, 18; L 4, 18; L 20, 18; S 37; monogr.]
I-12
|
22394 |
troeven |
kappen:
kappe (Q078p Wellen)
|
met een troefkaart andere kaarten nemen of slaan [troeven, snijden] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
29936 |
troffel |
truweel:
trywęjl (Q078p Wellen)
|
Metselaarsgereedschap, bestaande uit een metalen blad van driehoekige vorm aan een gekromde steel met houten handvat. De troffel wordt gebruikt om specie op de stenen te brengen en uit te strijken en om metselstenen op maat te hakken. Zie afb. 1a. Het woordtype schmeisstroffel was in Q 121 van toepassing op een troffel die bij het pleisteren werd gebruikt. De voorkant van het blad van deze troffel was, in tegenstelling tot dat van de gewone troffel, niet rond maar recht afgewerkt. Zie ook het lemma 'pleisteren'. [Wi 3; N 30, 7a; monogr.]
II-9
|
22861 |
trommeltje |
trommeltje:
tryməlkə (Q078p Wellen)
|
trommeltje [RND]
III-3-2
|
34198 |
trommelzucht |
opgelopen (volt. deelw.):
ǫpgǝlǫu̯pǝ (Q078p Wellen),
oplopen:
oplǫu̯pǝ (Q078p Wellen)
|
Een sterke gasophoping in de pens bij koeien vooral veroorzaakt dor het eten van nat of bedauwd gras en klaver. Deze trommelzucht belet, door druk op de longen, de ademhaling en leidt tot hevige benauwdheid die de dieren kan doen stikken (Berns 1983, blz. 129). Zie ook het lemma ''trommelzucht'', ''meteorisme'' in wbd I.3, blz. 468-471. [N 3A, 90; L 23, 1c; A 48A, 6; N C add.; monogr.]
I-11
|
22672 |
trompet |
trompet:
trompet (Q078p Wellen),
Afl. trompetten.
trumpɛt (Q078p Wellen)
|
het koperen blaasinstrument met een schetterende, doordringende toon [trompet, toet] [N 112 (2006)] || Trompette.
III-3-2
|
33595 |
tros vruchten |
handvol:
hampsel (Q078p Wellen),
koppel:
koebbel (Q078p Wellen),
koebel (Q078p Wellen)
|
tros [ZND 32 (1939)]
I-7
|
19317 |
trots |
fel:
slecht leesbaar
féel (Q078p Wellen),
fier:
fier (Q078p Wellen),
kaal:
koͅu̯l (Q078p Wellen),
schone kal:
schounj kāəl (Q078p Wellen)
|
groots [ZND 24 (1937)]
III-1-4
|
20384 |
trouwen |
trouwen:
treeuwen (Q078p Wellen)
|
door het huwelijk verenigd worden; trouwen [sjanken, sanksen, berinnen, trouwen] [N 115 (2003)]
III-2-2
|
18169 |
trui |
vareuse (fr.):
Sport.
vəroe.ys (Q078p Wellen)
|
vareuse: trui in wielerwedstrijden
III-1-3
|