17596 |
wimper |
plimp:
plīmpe (Q078p Wellen),
wimper:
wimpers (Q078p Wellen)
|
lange wimpers (haartjes aan de oogleden) [ZND 34 (1940)]
III-1-1
|
25207 |
wind (alg.) |
wind:
weind (Q078p Wellen, ...
Q078p Wellen)
|
wind [ZND 01 (1922)], [ZND 01u (1924)]
III-4-4
|
24434 |
winde |
winde:
wɛjŋ (Q078p Wellen)
|
Winde waarmee in geval van een getand sluisijzer de sluisdeur op- of afgedraaid kan worden. Zie ook afb. 68 en 69 en de toelichting bij het lemma ɛsluisijzerɛ.' [Vds 45; Jan 42; Coe 28; Grof 63]
II-3
|
25160 |
winderig weer |
windetig (weer):
weͅinteͅtəx (Q078p Wellen),
zot weer:
zoͅt weər (Q078p Wellen)
|
winderig weer [zuchtig] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
25209 |
windhoos |
houwvrouw:
də houvrou (Q078p Wellen),
wervel:
weͅrvəl (Q078p Wellen)
|
klein windhoosje, dwarrelig van bladeren en zand [echelstaart, keujmenke] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
25958 |
windmolen |
windmolen:
wɛjnt[molen] (Q078p Wellen)
|
Een molen die door de wind wordt aangedreven. De windmolen kan worden onderverdeeld in twee belangrijke hoofdgroepen: de standerdmolen en de Hollandse molen. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel -ømolenŋ het lemma ɛmolenɛ.' [Sche 2; Grof 2; monogr.; N D add.]
II-3
|
33832 |
windzuiger |
windschepper:
węi̯.ntsxø̜pǝr (Q078p Wellen)
|
Paard dat zich bijv. op de rand van een deur of voerbak vastklemt en met een klokkend geluid lucht naar binnen zuigt, die in de plaats van in de longen in de maag terechtkomt. Door te veel lucht in de maag kan het koliek (zie het lemma ''buikkrampen'' (7.4)) krijgen. [JG 1a, 1b; N 8, 62q, 84f en 85; A 48A, 41b en 41c]
I-9
|
21782 |
winkel |
winkel:
een winkel hebben
ne winkel heume (Q078p Wellen)
|
winkel drijven [N 102 (1998)]
III-3-1
|
21778 |
winkel drijven |
winkel hebben:
een winkel hebben
ne winkel heume (Q078p Wellen)
|
winkel drijven [N 102 (1998)]
III-3-1
|
18434 |
winkelhaak |
winkelhaak:
weŋkelhuwǝk (Q078p Wellen),
weŋkǝlhuwǝk (Q078p Wellen),
winkelhoak (Q078p Wellen),
winkelhoewek (Q078p Wellen)
|
Haak waarvan de armen een hoek van 900 vormen. Met de winkelhaak wordt haaks afgetekend en worden werkstukken op hun haaksheid gecontroleerd. Zie ook afb. 2. [N 30, 13a; monogr.] || Hoe zegt U: een hoekvormige scheur (winkelhaak?)? [N 62 (1973)] || Rechthoekige scheur in een kledingstuk. Een mogelijk verklaring van het woordtype vijf (c.q. fünf) geeft het WNT (XXI, pag. 536 s.v. ɛvijfɛ 4): ø̄Wat den vorm heeft van een cijfer ɛvijfɛ. Gewest. in het Zuiden als ben. voor een winkelhaak (scheur), die aan een Romeinse V doet denkenø̄.' [N 59, 192b; N 62, 43b; N 62, 43c; Gi 1.IV, 11; MW; S 44; monogr.] || Winkelhaak. Een rechthoekige scheur in een kledingstuk. [N 114 (2002)]
II-7, II-9, III-1-3
|