e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Wellen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
winkelkorf korf: eme keurf (Wellen), net: zak met oren  èn nèt (Wellen) Korf of zak die aan de arm gedragen wordt wanneer men naar de winkel gaat. [ZND 36 (1941)] III-3-1
winnen winnen: (w)Ene (Wellen), wènne (Wellen) III. Winnen; hij won; gewonnen. [ZND 25 (1937)] || winnen [GTRP (1980-1995)] III-3-2
winterkoninkje koninkje: keuninske (Wellen), winterkoninkje: vdBerg; omgesp.  wēͅntərkøͅi̯neŋskə (Wellen) winterkoning (9,5 overal bekend; klein beweeglijk bruin bolletje met opstaand wiebelstaartje; maakt bolnest met zijopening; veel jongen; zang leuk liedje, ook s winters [N 09 (1961)] || winterkoninkje [ZND 34 (1940)] III-4-1
winterwortelen koten: kutǝ (Wellen), poten: pǫu̯tǝ (Wellen), pǫűtǝ (Wellen) Daucus carota L. subsp. sativus (Hoffm.) Arcang. Bedoeld zijn hier de winterwortelen (of winterpenen) die op de akker worden geteeld, zowel als veevoeder, alsook voor de consumptie door mensen, met name voor de hutspot. De fijne variëteit tuinworteltjes komt in de aflevering over de moestuin aan bod. [N Q, 6c; JG 1a, 1b, 2c; A 4, 26c; A 49, 2b; L B2, 342; L 8, 100b; L 15, 29; L 20, 26c; Wi 7; S 45; monogr.] I-5
wip wip: wip (Wellen), /  wip (Wellen, ... ), wipplank: /  wipplank (Wellen) / [SND (2006)] || het speeltuig bestaande uit een in evenwicht liggende balk of plank; op de uiteinden ervan nemen personen plaats die samen, door zich beurtelings tegen de grond af te zetten, het toestel op en neer doen gaan [kwikkwak, pontewaag, wiegelewouter, wip] [N 112 (2006)] || wipplank [SND (2006)] III-3-2
wippen wippen: (w)eepe (Wellen), wippe (Wellen) op, met een wip spelen [kwikkwakken, kweken, kwinkkwaken, kwikkelen, wiegschalen, wippen, kiegelen] [N 112 (2006)] || wippen [GTRP (1980-1995)] III-3-2
wis wis: węs (Wellen) Lange buigzame twijg waarmee vlechtwerk wordt gemaakt. [N 40, 1; L A1, 199; N 38, 6 add.; monogr.] II-12
wis gras om te zavelen stok met vodje: stok met vodje (Wellen) Enkele zegslieden gaven aan op welke manier het slijpzand op de strekel werd aangebracht, en wel meestal met een wis gras die in het zandblok werd bewaard; soms ook met een lap. [JG 1b add.] I-3
wisselen van de tanden wisselen: wisǝlǝ (Wellen) Het breken of wisselen van de veulentanden gebeurt op twee en een half- à drie en een halfjarige leeftijd; het veulen verliest de melktanden en krijgt paardetanden, eerst de twee voorste tanden of binnentanden. Als het omstreeks vier jaar is, breken de twee middentanden en op vier en een half- à vijfjarige leeftijd de twee hoektanden. [JG 1a, 1b; N 8, 19] I-9
wisselen van tanden wisselen: wesǝlǝ (Wellen) [N 3A, 108b; N 3A, 16; N 3A, 22] I-11