33943 |
wolfsgebit, gebroken gebit |
overgebit:
øi̯vǝrgǝbei̯ǝ.t (Q078p Wellen),
slap gebit:
slap ˲gǝbęi̯ǝ.t (Q078p Wellen),
trens:
trɛ̄.ns (Q078p Wellen
[(twee stukken)]
)
|
Dit bit, gebruikt om moeilijke paarden te beteugelen, heeft een stang die in het midden scharniert. Het wordt vooral gebruikt bij rijpaarden. Op verscheidene plaatsen heeft dit soort bit kennelijk geen aparte naam. Dit wordt uitdrukkelijk gemeld voor: Q 80, 152, 162, 182. Er bestaan ook wolfsgebitten met een beugel in het midden om moeilijke paarden te beteugelen. De namen voor de twee types worden niet strikt uit elkaar gehaald. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 43]
I-10
|
18132 |
wonde |
wonde:
dè won get zwè-re (Q078p Wellen),
won (Q078p Wellen, ...
Q078p Wellen,
Q078p Wellen,
Q078p Wellen)
|
Die wonde zal etteren [ZND 23 (1937)] || een wonde met warm water baden [ZND 32 (1939)] || wonde [ZND 45 (1946)]
III-1-2
|
19835 |
wonen |
wonen:
woanə (Q078p Wellen)
|
wonen [ZND 08 (1925)]
III-2-1
|
21267 |
woord |
woord:
e woad, e wjudje, das zèn schoon wood (Q078p Wellen),
wuot (Q078p Wellen)
|
Een woord, een woordje, dat zijn schone woorden. [ZND 08 (1925)] || woord [RND]
III-3-1
|
34202 |
wormbulten |
knobbels:
(enk)
knubǝl (Q078p Wellen)
|
In de zomer leggen runderhorzels hun eitjes aan de haren van het rund. Na enkele dagen kruipen er larven uit de eitjes. Deze dringen het lichaam binnen langs de haren en het haarzakje, doorboren de huid en groeien langzamerhand uit. In de winter komen ze vooral onder de huid van de rug terecht. Iedere plek waar een larve zit, vormt een bultje, de wormbult. Om te kunnen ademen doorboort de larve de huid van het rund. Dit veroorzaakt wondjes die gemakkelijk geïnfecteerd kunnen raken, waardoor zeer uitgebreide verettering kan ontstaan. Zie ook het lemma ''wormbulten'' in wbd I.3, blz. 478-479. [N 52, 22; N 3A, 83b; A 48A, 35; monogr.]
I-11
|
21014 |
wormstekig |
gestoken:
gesteken (Q078p Wellen),
gestòken (Q078p Wellen)
|
wormstekig, gezegd ve appel [Lk 01 (1953)]
III-2-3
|
20853 |
worst |
worst:
woa‧s (Q078p Wellen)
|
worst [ZND 04 (1924)]
III-2-3
|
25450 |
worst maken |
pens(en) maken:
pē̜ns mǭkǝ (Q078p Wellen)
|
De kleinere stukken vlees en vet worden met een vleesmolen, een bijltje of een mes tot kleine stukjes gemaakt, Het vlees wordt eventueel gekruid en dan in de schoongemaakte darm geduwd. Vergelijk ook het lemma ''darmen met worstvlees vullen''. [N 28, 120; monogr.]
II-1
|
22430 |
worstelen |
wrusselen:
frouwesele (Q078p Wellen)
|
de tak van krachtsport waarbij het doel is de tegenstander door bepaalde grepen en bewegingen op de grond te werpen [zo dat zijn schouders de grond raken] [worstelen, borstelen] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
22956 |
worstelen add. |
lutteur (fr.):
lytø:r (Q078p Wellen)
|
Lutteur: Worstelaar.
III-3-2
|