25374 |
doodsteken |
steken:
stɛjǝkǝ (Q078p Wellen),
strot oversnijden:
strǫwǝt ø̄jǝvǝrsnęjǝ (Q078p Wellen)
|
Nadat het dier is verdoofd, wordt het ogenblikkelijk de keel doorgesneden, opdat het nog pompende hart het bloed uit het lichaam kan stuwen. De woordtypen in dit lemma kunnen zowel duiden op het doodsteken van een varken als op het doodsteken van een rund. Een bij de opgave toegevoegd object ''varken'', ''koe'', ''beest'' wordt niet in het woordtype opgenomen. [N 28, 11a; N 28, 11b, N 28, 12a; N 28, 13b, monogr.]
II-1
|
17787 |
doof |
doof:
dou-ëf (Q078p Wellen),
hè is zoe doaf as enne lathond (Q078p Wellen),
hè is zoe doaf as enne pot (Q078p Wellen)
|
doof [ZND 01 (1922)] || hij is zo doof als... (vertaal en vul aan) [ZND 23 (1937)]
III-1-1
|
19590 |
doofpot |
doofpot:
dōfpoͅt (Q078p Wellen),
krikkenpot:
invuller is niet zeker
krekəpoͅt (Q078p Wellen)
|
pot, gegoten, van ijzer, waarin men het houtskool koud laat worden (aomerepot, kriekepot, smoorpot) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
17788 |
doofstom |
doofstom:
douefstoem (Q078p Wellen),
doufstoem (Q078p Wellen),
doufstŏĕm (Q078p Wellen)
|
Hij is doofstom [ZND 33 (1940)]
III-1-1
|
25123 |
dooien |
dooien:
dooie (Q078p Wellen, ...
Q078p Wellen),
t slaakt]:
doͅjə (Q078p Wellen),
doͅjə, doͅjdə, gədoͅjt (Q078p Wellen)
|
dooien [ZND 01 (1922)], [ZND 23 (1937)] || dooien [t weer gaat af [N 22 (1963)]
III-4-4
|
34537 |
dooier |
(het) dool:
dūǝl (Q078p Wellen),
dooier:
doi̯ǝr (Q078p Wellen),
door:
doāǝr (Q078p Wellen),
dūǝr (Q078p Wellen),
doren:
dūǝrǝ (Q078p Wellen),
eidoor:
ēdoǝr (Q078p Wellen)
|
Het geel van het ei. [RND 123; L 1a-m; L 3, 8; L A2, 383; JG 1b, 1c, 2c; monogr.]
I-12
|
23204 |
doop |
doop:
doup (Q078p Wellen)
|
Doop. [ZND 01 (1922)]
III-3-3
|
20397 |
doopjurkje |
doopkleed:
duupkliit (Q078p Wellen)
|
doopkleed [RND]
III-3-3
|
23205 |
doopvont |
doopvont:
n wordt genasaliseerd
duupfu~ṇt (Q078p Wellen),
vont:
vènt (Q078p Wellen)
|
doopvont [RND] || Doopvont. [ZND 01 (1922)]
III-3-3
|
24477 |
doorn, stekel |
doorn (mv.):
džyoͅn (Q078p Wellen)
|
doornen [RND]
III-4-3
|