25468 |
gereedschap waarmee men de darmen schoonmaakt |
wisje:
wi-jǝskǝ (Q078p Wellen)
|
Behalve de voorafgenoemde gereedschappen ''mes'', ''lepel'', ''balein'' en ''(haar)speld'' (zie de desbetreffende lemmata) gebruikt men nog verschillende andere middelen om de darmen schoon te maken. In ieder geval moeten de voorwerpen bot zijn, omdat een scherp gereedschap de darm gemakkelijk zal beschadigen. [N 28, 118]
II-1
|
29055 |
geren |
geren:
gęjǝrǝ (Q078p Wellen)
|
Stof schuin laten uitlopen of spits uitlopende stroken aanbrengen om het kledingstuk ruimer te maken. [N 59, 187; N 62, 11b; N 62, 11a; S 10]
II-7
|
19091 |
gerieflijk |
gerieflijk:
e geriefelek hous (Q078p Wellen)
|
Gerieflijk huis. [ZND 35 (1941)]
III-1-4
|
34240 |
geronnen melk |
geronnen melk:
gǝrǫnǝ mɛlǝk (Q078p Wellen),
mat:
mat (Q078p Wellen)
|
Melk die door het lange staan dik en zuur is geworden. [L 2, 7; A 7, 15; monogr.]
I-11
|
32979 |
gerst |
gerst:
gā.s (Q078p Wellen)
|
Hordeum L. De gerstteelt was in Belgisch Limburg betrekkelijk zeldzaam. Bij zomergerst wordt aangetekend: vooral bestemd voor de brouwerij; bij wintergerst: vooral bestemd als veevoer. Volgorde varianten van gerst: 1. met "rst" in de auslautgroep; 2. met "st"; 3. met "rs"; en 4: met alleen "s" in de auslautgroep; zie de eerste klankkaart [kaart 6]; in de tweede klankkaart [kaart 7] is de geografische verspreiding van het vocalisme weergegeven. Zie afbeelding 1, d. [JG 1a, 1b; L A1, 127; L 1 a-m; L 24, 6a; L lijst graangewassen, 2; R 3, 24; S 10; Wi 53; monogr.]
I-4
|
21100 |
gerstebier |
gerstebier:
gāstəbier (Q078p Wellen),
gâ-stebier (Q078p Wellen)
|
gerstenbier [ZND 24 (1937)]
III-2-3
|
21595 |
geschiedenis |
geschiedenis:
ən gəschiedənis vərtèllə (Q078p Wellen),
vertelseltje:
e vertèlselke vertèlle (Q078p Wellen)
|
Een geschiedenis vertellen [ZND 24 1937)]
III-3-1
|
20475 |
geslacht |
familie:
femöle (Q078p Wellen)
|
de gezamenlijke afstammelingen van een gemeenschappelijke stamvader, geslacht [natie, familie] [N 115 (2003)]
III-2-2
|
20312 |
geslachtsgemeenschap hebben |
vogelen:
i.e. vogelen.
vouwgele (Q078p Wellen)
|
geslachtsgemeenschap uitoefenen [N 10C (zj)]
III-2-2
|
34063 |
geslachtsrijpe koe |
vaars:
vi̯as (Q078p Wellen)
|
Jong rund dat oud genoeg is om gedekt te worden. [N 3A, 23]
I-11
|