34061 |
vaars |
maal:
mǭl (L215a Wellerlooi),
pink:
peŋk (L215a Wellerlooi),
rund:
rønt (L215a Wellerlooi)
|
Jonge koe van ongeveer twee jaar die nog geen kalf heeft gehad of voor de eerste maal kalft. [JG 1a, 1b; A 2, 38; A 4, 11; Gwn V, 6; L 8, 27; L 20, 11; R 3, 37; S 38 en 49; Wi 16; monogr.; add. uit N 3A, 20]
I-11
|
19492 |
vaatdoek |
schotelslet:
sxoͅtəlsleͅt (L215a Wellerlooi)
|
vaatdoek [SGV (1914)]
III-2-1
|
20330 |
vader |
vad:
fat (L215a Wellerlooi),
vader:
vader (L215a Wellerlooi, ...
L215a Wellerlooi),
vajjer (L215a Wellerlooi)
|
(vader;) Hoe wordt de vader door de kinderen aangesproken? [DC 05 (1937)] || vader [SGV (1914)] || vader; (Hoe wordt de vader door de kinderen aangesproken?) [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
23330 |
vagevuur |
vagevuur:
vagevuur (L215a Wellerlooi)
|
vagevuur [SGV (1914)]
III-3-3
|
19489 |
valgordijn, rolgordijn |
valgordijn:
valgordien (L215a Wellerlooi)
|
valgordijn [SGV (1914)]
III-2-1
|
17822 |
vallen |
vallen:
valle (L215a Wellerlooi)
|
vallen [SGV (1914)]
III-1-2
|
19051 |
vals |
vals:
vaalsch (L215a Wellerlooi)
|
valsch [SGV (1914)]
III-1-4
|
22331 |
vals spelen |
foetelen:
foetele (L215a Wellerlooi)
|
Term van kinderen voor "vals spelen". [BN 03]
III-3-2
|
20474 |
van hoge afkomst |
van goede komaf:
van goejje kom af (L215a Wellerlooi)
|
afkomst [SGV (1914)]
III-2-2
|
34489 |
van veren wisselen |
ruizelen:
rȳzǝlǝ (L215a Wellerlooi),
rȳzǝlǝn (L215a Wellerlooi)
|
[N 19, 51; L 6, 20; L 42, 5; L 48, 10; A 26, 8; Lu 2, 10; Lu 4, 8; S 30; JG 1a, 1b, 2a-2, 12, 2c; monogr.]
I-12
|