17778 |
voetzool |
zool:
zòal (L215a Wellerlooi)
|
zool [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
24268 |
vogel, algemeen |
vogeltje:
vĕŭggelke (L215a Wellerlooi),
vĕŭggelkes (L215a Wellerlooi)
|
vogel [SGV (1914)] || vogels [SGV (1914)]
III-4-1
|
33620 |
vogelverschrikker |
vogelverschrikker:
vogelverschrikker (L215a Wellerlooi)
|
kruis met lappen in de gedaante van een pop om vogels af te schrikken [DC 26 (1954)]
I-7
|
34304 |
volwassen, mannelijk varken (ongesneden) |
beer:
bē̜.r (L215a Wellerlooi),
bīr (L215a Wellerlooi),
bɛ̄r (L215a Wellerlooi)
|
De benamingen in dit lemma duiden op het volwassen, ongesneden, mannelijk varken. Opgaven voor het volwassen, ongesneden, mannelijk varken die beantwoorden aan de woordtypen berg en barg zijn verplaatst naar het lemma ''gesneden mannelijk varken'' (1.2.2). Zie afbeelding 1. [N 19, 7; RND 46 en 84; S 2; A 4, 4a; L 1a-m; L 20, 4a; L 37, 49d; L 14, 12; JG 1a, 1b; monogr.]
I-12
|
20174 |
voogd |
momber:
mommer (L215a Wellerlooi)
|
voogd [SGV (1914)]
III-2-2
|
17747 |
voorhoofd |
ster:
ster (L215a Wellerlooi)
|
voorhoofd [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
28545 |
voorjaarsdracht |
voorjaarsdracht:
vø̜rjǭrsdraxt (L215a Wellerlooi)
|
De periode van het voorjaar waarin de bijen vliegen op bloesem van de dan bloeiende planten, bloemen en bomen. In vragenlijst N 63, vraag 50a is gevraagd naar de bloemen, planten en bomen waarvandaan de bijen in het voorjaar honing en stuifmeel halen. De antwoorden op deze vraag geven het volgende resultaat. In het voorjaar vliegen de bijen op fruitbloesem, voorjaarsbloemen en sierplanten, meidoorn, acacia, wilgebomen, koolzaad, paardebloem, lupinen, bonenbloei, esdoorn, hulst, crocussen en hazelaar. Uiteraard zullen er nog meer haalmogelijkheden voor de bij zijn. [N 63, 48; N 63, 50a; Ge 37, 85]
II-6
|
17852 |
vooroverduikelen |
tuimelen:
tømmele (L215a Wellerlooi)
|
tuimelen [SGV (1914)]
III-1-2
|
18278 |
voorschoot, schort (alg.) |
scholk:
schòllek (L215a Wellerlooi),
schortel:
schortel (L215a Wellerlooi)
|
Hoe noemt men het katoenen, wollen of zijden kledingstuk, dat de vrouw bij het werk draagt om haar kleren tegen vuil worden te beschermen en dat of de gehele voorzijde van het lichaam, of hoofdzakelijk de rok bedekt ? [DC 15 (1947)] || voorschoot [SGV (1914)]
III-1-3
|
28561 |
voorspelen |
invliegen:
invlīgǝ (L215a Wellerlooi)
|
Het voor de woning op en neer dansen van jonge bijen in het voorjaar. Dit gebeurt bij reinigingsvluchten en ook tijdens het hoogtepunt van het broedseizoen. De jonge bijen prenten dan waarschijnlijk het uiterlijk en de ligging van hun woning in. Zij blijven vlak voor de woning op en neer dansen met hun kop naar de vliegopening gericht. [N 63, 57a]
II-6
|