e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Wellerlooi

Overzicht

Gevonden: 1874
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
grootmoeder bestemoeder: bestemoeder (Wellerlooi), grootmoeder: grötmoeder (Wellerlooi), grötmōēder (Wellerlooi) grootmoeder [DC 05 (1937)], [SGV (1914)] III-2-2
grootte grootte: grött (Wellerlooi) grootte [SGV (1914)] III-4-4
grootvader bestevader: ook -  bestevader (Wellerlooi), grootvader: grötvader (Wellerlooi) grootvader [DC 05 (1937)] III-2-2
grote boerderij hof: hǫf (Wellerlooi), plaats: plats (Wellerlooi) Als grootte-aanduiding geven de informanten doorgaans "minstens 10 hectare" op; soms noemt men ook de maximum-grootte erbij, bijvoorbeeld: "van 20 tot 40 ha". Het aantal paarden is vaak ook criterium om van een "groot bedrijf" te spreken, bijvoorbeeld "boerenhof met paarden" (L 213). In het Leuvens materiaal, lijst 35, vraag 59 is gevraagd naar geleg of geleeg, met de betekenis "boerderij met grote landerijen". Naast specifieke termen vindt men tussen de opgaven ook enige omschrijvingen, vooral met behulp van het bijvoeglijk naamwoord groot. Voor de fonetische documentatie van het type boerderij, zie het lemma "boerderij, algemeen" (1.1.1). [A 10, 2c en 3a; L 22, 1a; L 35, 59; monogr.; add. uit L 38, 22] I-6
grote hoeveelheid, hoop hoop: hoowp (Wellerlooi), hopen (mv.): heuwp (Wellerlooi) hoop [SGV (1914)] || hoopen (mv.) [SGV (1914)] III-4-4
grote knikker bikkel: Groot formaat kn[ikkers].  bikkels (Wellerlooi), kogel: Kleine witte van ijzer.  kogels (Wellerlooi) Verschillende soorten knikkers. [BN 03] III-3-2
grote schoonmaak grote schoonmaak: groeëte schònmaak (Wellerlooi), schoonmaak: de schònmaak is gedaon (Wellerlooi), wij zien àn de schònmaak (Wellerlooi) de schonmaak is achter de rug [DC 15 (1947)] || het schoonmaken van het gehele huis, dat in het voorjaar plaats heeft [DC 15 (1947)] || wij zijn aan het schoonmaken [DC 15 (1947)] III-2-1
gruwelijk gruwelijk: gruwelek (Wellerlooi) gruwelijk [SGV (1914)] III-1-4
guit guit: gut (Wellerlooi) guit [SGV (1914)] III-1-4
gulden gulden: geulde (Wellerlooi) gulden [SGV (1914)] III-3-1