e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Wellerlooi

Overzicht

Gevonden: 1874
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hiel hak: hak (Wellerlooi, ... ) hak (hiel) [DC 01 (1931)] || hak (van de voet) [SGV (1914)] || hiel, hak [SGV (1914)] III-1-1
hij aardt naar zijn vader hij aardt naar zijn vader: hei aardt noar zien vader (Wellerlooi) naar zijn vader aarden; hij aardt naar zijn vader [DC 02 (1932)] III-2-2
hijgen gijgen: giegen (Wellerlooi) hijgen (naar adem) [SGV (1914)] III-1-2
hinderen hinderen: hinderen (Wellerlooi) hinderen [SGV (1914)] III-3-1
hinken hinken: heenke (Wellerlooi) hinken, op een been springen [SGV (1914)] III-1-2
hoed (alg.) hoed: hOēd (Wellerlooi), hô.t (Wellerlooi) hoed [RND], [SGV (1914)] III-1-3
hoeden van koeien hoeden: hø̄jǝ (Wellerlooi) [N 3A, 12a; N M, 2; JG 1a, 1b; A 48, 18c; L 1a-m; L 27, 5; S 14; Wi 39; R; monogr.] I-11
hoef hoef: hūf (Wellerlooi, ... ) [S 14; L 1a-m]Zie afbeelding 2.26. [JG 1a, 1b; L 1, a-m; L 27, 6; N 8, 32.8 en 32.17; S 14] I-11, I-9
hoefstal, noodstal noodstal: nǫtstal (Wellerlooi) Een uit houten planken of metalen buizen vervaardigd gestel dat vóór of in de smidse is opgesteld. Wanneer een paard moet worden beslagen, wordt het in de hoefstal geplaatst. Zie ook afb. 220. [N 33, 6; N 33, 374; S 14; L 1a-m; L 1u, 96; L B2, 278; A 43, 15; JG 1a, 1b, 2c; monogr.] II-11
hoek (tussen twee lijnen) hoek: hōēk (Wellerlooi) hoek [SGV (1914)] III-4-4