17763 |
hoektand |
oogtand:
ooəgtānd (L215a Wellerlooi)
|
hoektand [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
22358 |
hoepel |
bandel:
baandel (L215a Wellerlooi),
bandel (L215a Wellerlooi),
bândel (L215a Wellerlooi)
|
Hoe noemt men het kinderspeelgoed, bestaande uit een grote houten of ijzeren ring, die met een stokje, een haak of een oog wordt voortgedreven, zodat hij over de weg rolt? [DC 19 (1951)] || hoepel [SGV (1914)] || Hoepel van kinderen. [BN 03]
III-3-2
|
22359 |
hoepelen |
bandelen:
baandele (L215a Wellerlooi)
|
hoepelen [SGV (1914)]
III-3-2
|
18017 |
hoest |
hoest:
hŏĕst (L215a Wellerlooi)
|
hoest [SGV (1914)]
III-1-2
|
24324 |
hommel |
hommel:
hommel (L215a Wellerlooi),
hŏmel (L215a Wellerlooi)
|
hommel [DC 09 (1940)], [SGV (1914)]
III-4-2
|
25062 |
homp, brok, klont |
kluit:
klŭt (L215a Wellerlooi)
|
kluit [SGV (1914)]
III-4-4
|
19784 |
hond |
hond:
hoond (L215a Wellerlooi)
|
hond [SGV (1914)]
III-2-1
|
19782 |
hondenhok |
hondskooi:
hôôndskùj (L215a Wellerlooi)
|
hondenhok [DC 10 (1941)]
III-2-1
|
28557 |
hongervolk |
armoedzaaier:
ɛrmujzɛ̄jǝr (L215a Wellerlooi)
|
Bijenvolk dat met te weinig voorraad voedsel de winter ingaat. [N 63, 54d]
II-6
|
28524 |
hongerzwerm |
armoedezaaier:
ɛrmujzɛ̄jǝr (L215a Wellerlooi)
|
Bijenvolk dat door de honger gedreven, kast of korf verlaat. Wanneer er in de woning geen druppel honing en korrel stuifmeel meer is, besluit het bijenvolk tot massale vlucht. Door het feit dat de bijen geen gevulde honingblaasjes hebben, steken zij snel en geducht. Een hongerzwerm komt echter slechts sporadisch voor. [N 63, 37c; N 63, 37e]
II-6
|