e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Wellerlooi

Overzicht

Gevonden: 1874
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
jongen jong: jong (Wellerlooi), jŏŏng (Wellerlooi) jongen [DC 05 (1937)] || jongen (knaap) [SGV (1914)] III-2-2
jongen met wie een meisje verkering heeft vrijer: vrij-jer (Wellerlooi) Hoe noemt men den jongen met wien men verkeering heeft? (Hoe noemt men hem, wanneer men met hem verloofd is?) [DC 05 (1937)] III-2-2
jood jood: jŭd (Wellerlooi, ... ) jood [SGV (1914)] III-3-1, III-3-3
judas judas: Juudas (Wellerlooi) Judas [SGV (1914)] III-3-3
juffrouw juffer: juffer (Wellerlooi) juffer [SGV (1914)] III-3-1
kaak kaak: kaak (Wellerlooi, ... ) kaak [DC 02 (1932)] || Welk woord gebruikt men in Uw dialect ter aanduiding van het benige gedeelte van het hoofd, waarin de tanden en kiezen zitten? Hoe spreekt men het uit? [DC 27 (1955)] III-1-1
kaalsnijden breken: brę̄kǝ (Wellerlooi) Het uitsnijden van alle of bijna alle raten met een mes. [N 63, 81b] II-6
kaam kaam/kamen: kø̜m (Wellerlooi) Het wit gerimpeld of vlokkig vlies op wijn, bier, azijn, etc. dat wordt gevormd door een spruit- of gistzwam. [S 16; L 1 a-m; L 27, 53; monogr.] II-2
kaantjes kaaien: kaoje (Wellerlooi) vetklonters die overblijven bij het smelten van runds- of varkensvet [N 06 (1960)] III-2-3
kaardenbol zoutdissel: zoutdiessel (Wellerlooi), zouwdistel: zoutdiesel (Wellerlooi) kaarddistel [SGV (1914)] || kaarddistel (VanDale: gew. ben.vd kaardebol) [SGV (1914)] I-7, III-4-3