34555 |
mannelijke kalkoen |
schroethaan:
šrūthān (Q113a Welten)
|
[A 6, 3a; S 16; L 1, 113; R 14, 3; monogr.]
I-12
|
24207 |
mannelijke merel |
melingsman:
mèlingsman (Q113a Welten)
|
mannetjesmerel [DC 06 (1938)]
III-4-1
|
18414 |
matrozenpakje |
matrozenpakje:
Veldeke
metroezepekske (Q113a Welten)
|
matrozenpakje (soort jongenskostuum) [N 26 (1964)]
III-1-3
|
24421 |
meelmijt |
meelworm:
Veldeke
maelworm (Q113a Welten),
Veldeke (?? - moeilijk leesbaar)
mieltworm (Q113a Welten)
|
mijt die in vochtig meel leeft [N 26 (1964)]
III-4-2
|
24422 |
meelworm, larve van de meeltor |
meelworm:
Veldeke
maelworm (Q113a Welten)
|
meeltor-larve, wormpje dat in (oude) meelvoorraden voorkomt [meelworm] [N 26 (1964)]
III-4-2
|
34229 |
meer melk gaan geven |
bijkomen:
bējkōmǝ (Q113a Welten)
|
[N 3A, 68]
I-11
|
24582 |
meidoorn |
heggendoorn:
-
heggedoan (Q113a Welten)
|
meidoorn [DC 13 (1945)]
III-4-3
|
20309 |
meisje |
meidje:
miedje (Q113a Welten)
|
meisje; (Zijn er verschillende namen voor kinderen van verschillende leeftijden?) [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
20366 |
meisje met wie een jongen verkering heeft |
liefste:
leefste (Q113a Welten)
|
Hoe noemt men het meisje met wie men verkeering heeft? (Hoe noemt men haar, wanneer men met haar verloofd is?) [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
20381 |
meisje met wie men verloofd is |
aanstaande:
aanstoande (Q113a Welten)
|
Hoe noemt men haar, wanneer men met haar verloofd is? (Hoe noemt men het meisje met wie men verkeering heeft?) [DC 05 (1937)]
III-2-2
|