24899 |
dinsdag |
dinsdag:
dinsdaag (L375p Wessem)
|
dag; dinsdag [N 07 (1961)]
III-4-4
|
31706 |
dissel |
dissel:
desǝl (L375p Wessem),
distelboom:
destǝlbǫu̯m (L375p Wessem)
|
Een (korte of lange) boom of balk die aan het voorste asblok van de driewielige kar, de boomwagen of de wagen bevestigd is. De bespanning van de paarden wordt aan deze balk bevestigd. Naargelang de lengte onderscheidt men de korte of kromme dissel (meestal te vinden bij de driewielige kar en de boomwagen), waaraan ten hoogste twee paarden ingespannen konden worden en de lange dissel (meestal te vinden bij de wagen), waaraan twee of meer paarden ingespannen konden worden. De woordtypen die via een attribuut één van deze twee disseltypen aanduiden zijn samengebracht op het einde van het lemma. [N 17, 44a + 50b; N G, 70i-j; JG 1b; JG 1c; JG 1d; JG 2b; A 27, 19 + 21 + 22a; Lu 5, 19 + 21 + 22a; Wi 15; R 3, 93; L 33, 32; monogr.]
I-13
|
24137 |
doffer, mannelijke duif |
hoorn:
hoare (L375p Wessem)
|
een mannelijke duif (doffer, kebber, kipper, horen, duivcer) [N 83 (1981)]
III-4-1
|
25021 |
donker, duisterx |
duister:
duuster (L375p Wessem)
|
donker [donkel, duuster, domp] [N 06 (1960)]
III-4-4
|
24138 |
dons, nestveren |
vlughaar:
vluughoar (L375p Wessem)
|
het haar van jonge vogels die nog geen veren hebben (stapveren, duivelshaar, paddehaar) [N 83 (1981)]
III-4-1
|
20324 |
dood (bn.) |
dood:
dôêt (L375p Wessem)
|
dood; ¯t kindje was - eer (dat) ze ¯t konden dopen [RND]
III-2-2
|
20432 |
doodskist |
doodskist:
doatskist (L375p Wessem, ...
L375p Wessem)
|
doodskist; hoe noemt men het houten voorwerp, waarin de dode in het graf wordt gelegd [DC 23 (1953)] || Hoe noemt men het houten voorwerp, waarin de dode in het graf wordt gelegd? [DC 23 (1953)]
III-2-2, III-3-3
|
34537 |
dooier |
doren:
dūǝrǝ (L375p Wessem)
|
Het geel van het ei. [RND 123; L 1a-m; L 3, 8; L A2, 383; JG 1b, 1c, 2c; monogr.]
I-12
|
20397 |
doopjurkje |
doopkleed:
dö.ypklɛ.it (L375p Wessem)
|
doopkleed [RND]
III-3-3
|
23205 |
doopvont |
doopvont:
dö.ypfunt (L375p Wessem)
|
doopvont [RND]
III-3-3
|