e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Wessem

Overzicht

Gevonden: 834
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
duivin, vrouwelijke duif wijf: wief (Wessem) een vrouwelijke duif (duivinne, wijfje) [N 83 (1981)] III-4-1
duizelig dol: dulle (Wessem), duizelig: duzelig (Wessem) dol worden, iemand die lang heeft of is rondgedraaid [N 07 (1961)] || duizelig worden, iemand die een harde slag op zijn hoofd heeft gekregen [N 07 (1961)] III-1-2
duwen duwen: düjə (Wessem) duwen [RND] III-1-2
dweil dweil: dweͅi̯əl (Wessem) grove doek waarmee vloeren, stoepen, etc samen met water worden schoongemaakt [DC 15 (1947)] III-2-1
dweilen dweilen: dweͅi̯ələ (Wessem) stenen of houten vloeren, stoepen, etc. met behulp van water en een grove doek schoonmaken [DC 15 (1947)] III-2-1
een borrel drinken nippen: nippe (Wessem) jenever drinken; Hoe noemt U: Jenever drinken (proeven, likken) [N 80 (1980)] III-2-3
een boterham smeren een boterham smeren: ən bu̞tram smīərə (Wessem) smeren [RND] III-2-3
een ei ei: ē̜.i̯ (Wessem) [L 1a-m; L 3, 8; L 5, 79; L 26, 13b; L 30, 18b; L 35, 7; JG 1b; RND 123; Vld.; monogr.] I-12
een hond vleien keuren: keure (Wessem) Hoe noemt u een hond vleien (fluren, flemen) [N 83 (1981)] III-2-1
een zandbad nemen hoeieren: hūi̯ǝrǝ (Wessem) Met de vleugels een zandbad nemen in de zonneschijn, gezegd van kippen. [N 19, 61b; A 28, 13a; A 28, 13b; Lu 6, 13a; Lu 6, 13b; monogr.] I-12