e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Wijchmaal

Overzicht

Gevonden: 1314
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
spatader ader: spat wordt volgens de informant niet gebruikt.  āōr (Wijchmaal) spatader (uitpuilende ader aan been, Fr. varice) [ZND 07 (1924)] III-1-2
speeksel spuw: spou (Wijchmaal), tuf: tuf (Wijchmaal) speeksel [ZND 07 (1924)] III-1-1
speen van de koe deem: dē.m (Wijchmaal), dēm (Wijchmaal) [N C, 12; JG 1a, 1b; A 30, 6a; L 8, 24b; L 14, 27b; L 49, 6a; monogr.] I-11
spek spek: spɛk (Wijchmaal, ... ) spek [Goossens 1b (1960)] III-2-3
spelden vastspelden: vastspɛlǝn (Wijchmaal) Met spelden stukken kleding of panden aan elkaar vastspelden. [N 59, 74; L 7, 20; S 34] II-7
spelen (alg.) spelen: ig spil, hè spilt, wè spelen (Wijchmaal) Ik speel, hij speelt, wij spelen. [ZND 07 (1924)] III-3-2
spenen spenen: spēnǝ (Wijchmaal) Het veulen het zuigen ontwennen. [JG 1a, 1b; N 8, 59] I-9
spie spie/spij: spi(i̯) (Wijchmaal) De zeisring, die steel en blad verbindt, wordt vastgeslagen door middel van een spie, of door twee of meer spietjes. Doorgaans zijn ze van hout, omdat deze het beste vast blijven zitten; soms vindt men ook een ijzeren spie, vaak in combinatie met een houten. Zie ook de toelichting bij het lemma ''zeisring'', en afbeelding 4, nummer A4 en B4. [N 18, 67e; JG 1a, 1b, 2c; add. uit A 14, 2] I-3
spijbelen heggenschool houden: heggeschool hän (Wijchmaal) Spijbelen (de school ontlopen, achter de hagen schoolgaan). [ZND 07 (1924)] III-3-1
spijkeren nagelen: nē̜gǝlǝ (Wijchmaal) Met een hamer spijkers in het hout slaan. [N 53, 152a-b; L 5, 7; monogr.] II-12