24123 |
boerenzwaluw, zwaluw |
zwalf:
zwaləf (L354p Wijchmaal)
|
zwaluw [ZND 08 (1925)]
III-4-1
|
32322 |
bomgat, spongat |
bom:
bom (L354p Wijchmaal)
|
De opening in de zijwand van een vat, waardoor het gevuld kan worden. Zie ook het lemma ɛspongatɛ in wld II.2, pag. 44.' [N E, 48a; N 6, 4; L 7, 28; A 36, 3a; monogr.]
II-12
|
24125 |
bonte specht, specht |
specht:
speͅxt (L354p Wijchmaal)
|
specht [ZND 07 (1924)]
III-4-1
|
33511 |
boomgaard |
fruitwei:
fruitwè (L354p Wijchmaal),
frøͅi̯t[wei} (L354p Wijchmaal, ...
L354p Wijchmaal)
|
boomgaard [ZND 22 (1936)]
I-7
|
24511 |
boomstronk |
post:
post (L354p Wijchmaal)
|
boomstronk [ZND 07 (1924)]
III-4-3
|
34565 |
boomwagen |
nuts:
nøts (L354p Wijchmaal)
|
Een kar die bestaat uit twee grote wielen, een as en een lange dissel. Deze kar wordt gebruikt om bomen en andere lange, zware voorwerpen te vervoeren, die men onder de as met een ketting bevestigt. De as tussen de wielen is niet recht, maar als een halve cirkel naar boven gebogen. De boomstam wordt boven in de halve cirkel opgehangen. De boomwagen wordt meestal door twee paarden.getrokken. In het grootste deel van Belgisch Limburg gebruikt men voor de boomwagen een benaming die tot het woordtype huurst kan worden herkend (zie Verstegen 1940). Omdat dit type zoveel vervormingen kende, is het hieronder opgesplitst in drie ondertypes (huts, uts, nuts). [N 17, 6 + 15b; N G, 51; N 50, 12b; JG 1d; L 1a-m; L 14, 20; L 32, 83; monogr.]
I-13
|
33280 |
boon, algemeen |
bonen:
bunjǝ (L354p Wijchmaal),
bǫnǝ (L354p Wijchmaal),
boon:
bun (L354p Wijchmaal)
|
Phaseolus L. Zoals bij de erwt gaat ook hier het lemma met de algemene benaming vooraf aan de namen van specifieke soorten. Enkelvouden en meervouden zijn apart gehouden. [JG 1a, 1b, 1c; L 1, a-m; L 1u, 21; L 8, 84; L 22, 3a; S 4; Wi 14; monogr.; add. uit N P, 23]
I-5
|
21594 |
borg blijven |
borg blijven:
burg blijven veur iemed (L354p Wijchmaal)
|
Borg blijven voor iemand. [ZND 22 (1936)]
III-3-1
|
26141 |
borst |
borst:
b˙ǫst (L354p Wijchmaal)
|
Zie afbeelding 2.19. [JG, 1b; N 8, 32.2]
I-9
|
17765 |
borstkas |
borst:
ich hem ine kaa ope borst (L354p Wijchmaal)
|
Ik heb een kou op de borst. [ZND 22 (1936)]
III-1-1
|