e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Wijchmaal

Overzicht

Gevonden: 1314
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rijgen trochelen: troxǝlǝn (Wijchmaal) Het voorlopig verbinden van een of twee delen aan elkaar met de rijgsteek, op tafel of op de hand. [N 59, 52b; N 59, 51a; N 59, 51b; N 62, 6; N 62, 7; L 1a-m; L 1u, 41; L B1, 75; Gi 1.IV, 19; MW; S 7; monogr.] II-7
rijp, rijmx ijzel: hiezel (Wijchmaal), rijm: rijm (Wijchmaal) rijm (rijp, ijzel) [ZND 06 (1924)] III-4-4
rijshout, bonenstaak rijs: rijs (Wijchmaal) Erwtenrijzers, twijgen waartegen bepaalde erwten groeien [ZND 06 (1924)] I-7
rijzadel rijzadel: ręi̯.zā.l (Wijchmaal) Zadel dat gebruikt wordt bij het berijden van een paard. [JG 1a, 1b] I-10
rijzen, uit de aren vallen rijzen: ręi̯zǝ(n) (Wijchmaal) Het uit de aren vallen van de graankorrels, wanneer het graan goed droog is en op de wagen getast wordt. ''tasser op de wagen'' (5.1.5). In L 286 en 288 voegt men toe dat dergelijk koren rijskoren (riskōrǝ) wordt genoemd. De laatste drie uitdrukkingen betekenen zoveel als: "het koren is zo droog dat de korrels uit de aren vallen". Naar de fonetische verschijningsvorm zouden de uitdrukkingen (het is) rijs echter ook persoonsvormen van het werkwoord rijzen kunnen zijn.' [N 15, 53; JG 1a, 1b, 2c; L 32, 41; monogr.] I-4
ringen ringen: reŋǝn (Wijchmaal) Het varken een ring in de neus zetten om het het wroeten te beletten. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; N 70, 9; N 19, 26; N 19, 26, Q 98 add.; monogr.] I-12
ringen, randen verwijderen van peulvruchten randen: randen (Wijchmaal), ringen: roͅə.nən (Wijchmaal) [Goossens 1b (1960)] [ZND 01u (1924)] I-7
ringworm omloop: omlōēp (Wijchmaal) Hoe heet de huidziekte in de vorm van een wiel, waartegen Sinte Catharina wordt aangeroepen ? [ZND 48 (1954)] III-1-2
riool riool: riool (Wijchmaal) Riool (onderaardse buis tot afvoer van vuil water, enz.). [ZND 06 (1924)] III-3-1
rode aalbes aardberen: verzamelfiche, ook mat. van ZND01, u en ZND02, 4  airbeer (Wijchmaal) aalbes [ZND 01 (1922)] I-7