e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Wijlre

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
karnstaf haspel: haspǝl (Wijlre), stoter: štø̄tǝr (Wijlre), štø̄ǝtǝr (Wijlre) Boterstoter bestaande uit een stok met een aan de onderzijde bevestigde plank die van gaatjes is voorzien. Zie voor de fonetische documentatie van (boter) en (botter) het lemma ''boter'' (12.14) in deze aflevering. [A 7, 19, 20, 21 en 23; A 16, 8, 8a, 8b en 8c; L 22, 8; L 27, 67 en 68; JG 1a, 1b, 1c; Ge 22, 18, 19 en 20; monogr.; add. uit: N 5A (I] I-11
karrenspoor holle weg: hǭlǝ wē̜x (Wijlre), karrengelei: karǝgǝlęi̯ (Wijlre), karrenspoor: karǝspǫu̯r (Wijlre), karǝšpōr (Wijlre), veldweggetje: vɛltwē̜xskǝ (Wijlre) Een niet-verharde weg met geulen die zijn ontstaan door het uitschuren van karwielen. [A 21, 2a; A 21, 2b; N 18, 40; monogr.] I-8
karweien botten: botte (Wijlre) onbetaalde arbeid verrichten aan de openbare wegen (karweien, botten) [N 90 (1982)] III-3-1
kast kast: kas (Wijlre) kast III-2-1
kastanjeblad kastanjeblader: kastanjeblaar mv (Wijlre) kastanjeblad III-4-3
kastplank bred: brēͅt (Wijlre), schap: šāp (Wijlre) plank in een kast [DC 16 (1948)] III-2-1
kat kat: kat (Wijlre) Hoe noemt u een kat (poes, mies, kat, balkhaas, zandhaas, marol) [N 83 (1981)] III-2-1
katapult katapult: kattəpöl (Wijlre) Hoe noemt men het speeltuig, bestaande uit een gevorkt takje, aan de uiteinden waarvan een elastiekje is vastgemaakt en waarmee jongens steentjeswegschieten? [DC 23 (1953)] III-3-2
kattekruid kattekruid: katte kroeët (Wijlre) Kattekruid (nepeta cataria 40 tot 100 cm grote plant. De stengels staan rechtop en zijn dicht behaard; de bladeren zijn eivormig spits, de bladrand is gekarteld of getand; de bloemen staan in lange trossen aan het eind van de stengel en in gesteelde zij [N 92 (1982)] III-4-3
kattenstaartamarant kattenstaart: kattesjtat (Wijlre) Kattestaart amarant (amaranthus caudatus). Bloemen in lange, donkerrode of gele, later sierlijk overhangende aren. De bladeren zijn smal eivormig en spits (kattestaart, lammestaart, vossestaart, hazeklauw). [N 92 (1982)] III-2-1